DISCLAIMER

This site is a mirror of the original site, made in 2022 by Heraldry of the World. The original site is unaltered. This mirror functions as an archive to keep the material available on-line.
All rights remain with the late Hubert de Vries, the original site owner.

De Bourgondische Krijgsmacht

 

 

Inleiding

Heraldiek

Het Wapen

De Wapencompositie

De Krijgsmacht

 

Terug naar Frankrijk

 

 

Het Leger

Volgens een tijdgenoot  berustte  „de macht (van de hertog van Bourgondië) op de strijdkrachten die hij in zijn landen op de been weet te brengen,. Hij kan er zoveel aanmonsteren dat hij niemand vreest”.

Pas tegen het eind van hun geschiedenis probeerden de Bourgondische hertogen uit het Huis Valois er een staand leger op na te houden. Daarvóór wierven zij, zoals iedere andere vorst, afzonderlijke legers voor de afzonderlijke veldtochten aan.

 

Omvang

Als men de non-combattanten niet meerekent was het grootste leger dat van Jan Zonder Vrees dat hij aan het eind van de zomer van 1417 voor een aanval op Parijs aanwierf en dat ongeveer 10.500 man telde. We hebben geen gegevens over de grootte van het leger dat Filips de Goede voor de Gentse campagne van 1453 aanmonsterde, maar het moet vergelijkbaar zijn geweest met de legermacht van 1417. Het leger voor de kruistocht die hij in 1455/’56 had willen ondernemen, was geraamd op 6300 soldaten. Onder de eerste drie hertogen waren de Bourgondische legers waarschijnlijk zelden groter en vaak kleiner. Dit veranderde onder Karel de Stoute. Hij had waarschijnlijk de beschikking over 15.000 krijgslieden toen hij in 1467 Luik aanviel. Bij Neuss echter schrijven de bronnen hem er niet meer dan 13.000 toe. Ook in 1467 in Murten was het leger van Karel de Stoute waarschijnlijk slechts 12.000 man sterk. Ten opzichte van hun tegenstanders, de Fransne en de Zwitsers waren de legers van de Bourgondische hertogen aan de kleine kant.

 

Samenstelling

De kern van de legers bestond onveranderlijk uit bereden edelen (gens d’ armes, ridders) met hun mannen, die leenrechtelijk verplicht waren tot krijgsdienst voor de graaf of hertog,ook al werden zij voor hun diensten betaald. Deze zwaar bewapende ridders brachten bereden boogschutters en kruisboogschutters mee en bereden zwaarddragers. Infanterie, in de vorm van contingenten piekeniers uit de steden, vooral ut Vlaanderen, vormden soms een belangrijk, zij het onbetrouwbaar onderdeel van het hertogelijke leger. Hun aantal moest vrijwel steeds worden uitgebreid met huurlingen, vaak Engelse boogschutters, en door verzoeken om steun aan bondgenoeten. De vier legers van Jan Zonder Vrees bestonden voor 38% uit soldaten uit Vlaanderen en Artois, voor 35 % uit huurlingen en door bondgenoten geleverde manschappen, en voor 29% uit het hertogdom en het vrijgraafschap Bourgondië. Deze percentages golden waarschijnlijk ook onder Filips de Goede. Karel de Stoute had in 1472 grote aantallen Italiaanse huurlingen in dienst en bij het beleg van Neuss waren er ongeveer 2000 Engelsen en 2000 Italianen op een totaal van ca. 12.000 man.

De ridders met hun zware wapenen en harnas, gewoonlijk bereden, vormden het doeltreffendste en talrijkste onderdeel. Zij kwamen uit Artois en meer nog uit de beide Bourgondiën. Tot op het laatst voorzagen die beide landen de legers van Karelde Stoute van een elitekorps van zware cavalerie.

 

Het Staande Leger

Het idee van een staand leger, reeds lang een vorstelijk ideaal, werd door Karel de Stoute overgenomen van Frankrijk en Venetië. Al in 1469 overwoog hij de oprichting van zo’n leger maar het werd pas bij besluit van 31 juli 1471 genomen in Abbeville, daadwerkelijk opgericht. In 1472, toen dit leger voor de eerste keer werd ingezet, bestond dit leger uit twaalf compagniën. Iedere compagnie bestond, of zou moeten bestaan, uit 100 ridders en 300 eveneens bereden boogschutters, 100 piekeniers, 100 veldslangschutters [1]]  en 100 boogschutters te voet, tesamen 700 man. Later werd het aantal compagniën tot twintig verhoogd zodat er een staand leger van 14.000 man ontstond.

Bij de veldtocht tegen de Zwitsers en hun bondgenoten in 1476, bestond het Bourgondische leger hoofdzakelijk uit staande troepen: 12 zware cavalerieafdelingen van 100 ridders elk, 24 of meer lichte cavalerieafdelingen van 100 bereden boogschutters en tenminste drie infanteriecorpsen van elk 1000 man

 

De Bevelhebber

In deze periode was de hertog zelf onveranderlijk de opperbevelhebber van de Bourgondische strijdkrachten. Dientengevolge was het wapen van de opperbevelhebber van het Bourgondische leger ook steeds het wapen van de hertog van Bourgondië.

 

De Vuurslag

In het staande leger van Karel de Stoute is er een symbool dat gemeenschappelijk is voor alle onderdelen van de Bourgondische krijgsmacht. Het is een gouden vuurslag met zwarte steen en gouden vonken.

 

Oorsprong

Over de oorsprong van de vuurslag schrijft Ch.Terlinden:

 

Een Picardisch ridder uit het diocees Amiens, Filips van Mézières, die op het eiland Cyprus in dienst had gestaan van de Lusignans was zo bevreesd voor de opmars van de Islam, dat hij al het mogelijke deed om te komen tot een Orde van de Ridderschap van de Passie van Jezus Christus. Zijn idee werd actueel na de slag bij Nikopolis op 25 december 1396 waar de troepen van Filips de Stourte onder bevel van zijn zoon Jan Zonder Vrees vernietigend werden verslagen.

Filips van Mézières maakte van de gelegenheid gebruik om zijn vroeger ontwerp voor de Orde van de Ridderschap van de Passie van Jezus Christus opnieuw aan te bevelen. Tot Filips de Stoute richtte hij een ‘Epitre lamentable et consolatoire’, waarvan men later de gedachten en bijna letterlijk dezelfde uitdrukkingen in de statuten van het Gulden Vlies terugvindt.

Alhoewel diep onder de indruk van dat schrijven, voelde Filips de Stoute zich niet bij machte om alle christelijke vorsten in een internationale orde te verenigen. Hij beperkte zich tot het stichten van een eigen Bourgondische orde. Op nieuwjaarsdag van 1404 schonk hij een halssnoer aan alle mannelijke leden van zijn familie en aan enkele hoge ambtenaren. Een gouden boom met aan weerszijden een adelaar en een leeuw vormden het belangrijkste deel van het juweel. Op 27 april van hetzelfde jaar  overleed de hertog zodat de orde zonder benaming en verdere uitbouw bleef.

Het idee was geboren, maar Jan Zonder Vrees, te veel in beslag genomen door zijn strijd tegen de hertog van Orléans, bracht aan de halsketting, uitgedacht door zijn vader, slechts een verandering aan. Hij behield de gouden boom als hoofdmotief, maar voegde er twaalf andere bomen aan toe, gescheiden door blokschaven, die de spaanders in alle richtingen deden vliegen. Dat moest een toespeling zijn op de wijze waarop hij de macht van zijn tegenstanders dacht te beperken.

Op 10 september 1419 werd Jan Zonder Vrees op de brug van Montereau vermoord zodat hij evenmin de tijd kreeg om aan de Bourgondische orde een definitieve structuur te geven.

Filips de Goede beperkte er zich aanvankelijk toe het onderscheidingsteken, gekozen door zijn voorganger, te wijzigen. Hij verving de blokschaaf door een vuurslag en een vuursteen waaruit vonken spatten. Volgens de kroniekschrijver Chastellain bedoelde de hertog daarmee dat hij de politiek van zijn vader met grotere ijver zou voortzetten. Waar de blokschaaf maar dode spaanders voortbracht, kreeg men met de vuurslag gloeiende vonken, wat door het devies ANTE FERIT QUAM FLAMMA MICET (Hij slaat alvorens de vlam vonkt) nader wordt toegelicht.[2]]

 

De vuurslag maakt het belangrijkste onderdeel uit van de keten van de Orde van het Gulden Vlies die op 10 januari 1430 werd opgericht. Artikel III van de statuten van de Orde geeft een beschrijving van de keten. Deze bestaat uit gouden ‘geweren of gestileerde vuurslagen, omgeven door vuursteentjes waaruit gloeiende vonken spatten’.

 

Aanvankelijk was de bedoeling van Filips de Goede dat hij als hoofd van de Orde leiding zou geven aan een leger dat alle Christelijke strijdkrachten zou verenigen om de nederlaag van Nikopolis te wreken. Ook later in zijn loopbaan overwoog Filips de Goede een kruistocht te ondernemen: “Van een kruistocht droomde Filips de Goede zijn hele leven lang, doch een tekort aan geestdrift bij de ridderschap en vooral de vrees voor Franse aanvallen tijdens zijn afwezigheid, weerhielden hem daarvan.”[3]]

 

Het bleef er dus bij dat de vuurslag, die het symbool van een internationaal christelijk leger had moeten zijn, slechts in het Bourgondische leger, en in het bijzonder in dat van Karel de Stoute, daadwerkelijk werd gebruikt.

 

Gebruik

Het gebruik van de vuurslag is velerlei. In de eerste plaats was het dus een belangrijk symbool van de ordeketen die een uitgelezen gezelschap adellijke ridders verplicht waren te dragen. Daarnaast kwam de vuurslag voor op de kleding van de ordefunctionarissen.

Tenslotte werd de vuurslag aangebracht op militaire uitrustingsstukken zoals vlaggen, vaandels, schilden en wapens, in het bijzonder van de staande troepen van Karel de Stoute.

 

Dankzij de nederlaag van Karel de Stoute bij Grandson (aan het meer van Neuchatel, 2 maart 1476) zijn veel voorwerpen waaronder vaandels van het Bourgondische leger bewaard gebleven. De vlucht van de Bourgondische troepen was zo snel dat bijna alle bagage en kostbaarheden, met inbegrip van de persoonlijk schat van de hertog, in handen van de Zwitserse Liga vielen. De buit wordt in verschillende Zwitserse musea en archieven bewaard en is bekend onder de naam Burgunderbeute. [4]]

 

Van het gebruik van de vuurslag ten tijde van Karel de Stoute geef ik hier enkele voorbeelden.

 

In de eerste plaats komt de vuurslag voor in samenhang met het wapen van de hertog zelf die de opperbevelhebber van het Bourgondisch leger was. Hij staat afbeeld op tentbehangen, de zgn Mille-fleurs tapijten die bestaan uit een zwarte ondergrond bezaaid met bloeiende planten waarop in het midden het wapen van Karel de Stoute met helm en helmteken. In de vier hoeken staan de vuurslagen, en boven en onder en ter weerszijden de monogrammen van Karel bestaande uit twee gespiegelde C’s verbonden door een koord.  Deze twee C’s zijn de beginletters van ‘Charles’ en van de naam van zijn eerste vrouw Catharina van Frankrijk (*1428-†1446) waarmee hij in 1440 huwde. [5]]

 

 

Wandbehang buitgemaakt in Grandson.

Dit stuk is volgens de bijgetekende schaal 7 Î 22 voet (ca. 196 Î 616 cm.). De bovenste helft heeft ongeveer dezelfde afmetingen.

Freiburger Fahnenbuch, fol´s 41r-42r. (Archives de l’État de Fribourg (CH)).

 

 

Rouwkoorkap gebruikt bij begrafenissen van de leden van de Orde van het Gulden Vlies

Vuurslag en wapens van Karal de Stoute, Zeeland en het Vrijgraafschap. Op een andere buitgemaakte mantel staan de wapens van Bourgondië en Artois.

143,5 Î 290 cm. Musée d’Art et Histoire, Fribourg (CH) N

 

                                             

Vlag buitgemaakt bij Grandson en afgebeeld in het Luzerner Fahnenbuch [6]]

De vlag is rood met een wit St. Andrieskruis tussen vier vuurslagen.

St. Andries was de beschermheilige van de Bourgondische hertogen uit het Huis Valois.

 

Schild uit de burgunderbeute, Zeughaus, Zürich

Schweizerisches Landesmuseum Inv. KZ 386

95,5 ´ 50-44,5 cm

Op deze pavese uit de Burgunderbeute staat een variant van het  beeld op de legervlag. Dit schild werd gebruikt door de piekeniers en kon ook gebruikt worden als verdedigingswapen. Het is het wapen van Bourgondië in zijn meest letterlijke zin.[7]]

 

Vuurslagen stonden ook in het midden van de de meeste compagniesvaandels. Ze maken dan deel uit van een symbool dat bestaat uit twee gekruiste takken omgeven door een liefdesknoop en twee vuurslagen, dit alles tussen de letters C van Charles en C van Catharina. Dit symbool kan worden begrepen als het persoonlijke symbool van Karel de Stoute. De wapenspreuk luidt: JE LAY EMPRINS  (BIEN EN AVIEGNE) [Ik heb het ondernomen (moge er goeds van komen)].

 

Vaandel van de boogschutters van de Compagnie van St. Thomas

 

 

Er zijn een aantal van deze krijgsvaandels bekend uit de Burgunderbeute. Het zijn de vaandels van de compagniën van St. Stefan, St. Jude, St. Jan, St Anna, St Andreas, Hl. Drievuldigheid en St. Hubertus. Er moet een twintigtal van dit soort krijgsvaandels bestaan hebben. [8]

 

Kornetvaandel met St. Bartholomeus.

Smalle lange rechthoek met heiligenbeeld, vuurslag met pijle inschuinkruis en motto van Kald de Stoute.

(Kat. Nr 60k)

 

(Foto Website)

Tentvaan met wapen, vuurslagen en pelotonsnaam Joyaulx [9]

 

 

Vuurslagsymbool met takkenkruis en de spreuk van Karel de Stoute

Statutenboek van de Orde van het Gulden Vlies (ná 1519)  fol. 70 v°.

Oesterreichische Nationalbibliothek Handschriften u. Inkunabelensamml. Cod. 2606

 

Onder de regering van Maria de Rijke (1477-1482) wordt een luitenant-generaal aangesteld in de persoon van Filips van Kleef. Deze bleef  in functie van 1477 tot 1488 toen hij in conflict kwam met Maximiliaan van Habsburg.

 

Filips van Kleef,

heer van Ravenstein *1456-†1528

Luitenant-Generaal van de Bourgondische gewesten 1477-1488

Admiraal van de Nederlanden 1485-1488

 

In 1485 stelde Maximiliaan I Filips van Kleef aan tot admiraal-generaal en op 8 januari 1487/8 vaardigde Maximiliaan een ordonnantie op het zeewezen uit. Deze datum wordt als de geboortedatum van de huidige Marine gezien.

 

 

Het wapen van Filips van Kleef was gekwartileerd van Kleef en Mark met als hartschild gekwartileerd van Valois en Bourgondië met hartschild Vlaanderen. Helmteken: Een gekroonde en geringde stierenkop. Op dit zegel luidt het omschrift: X sigillvm • dni • philippi • de • clevis • dns • de • ravestaini • 1503 [1])

Het hartschild is het wapen van Maria van Bourgondië, een zuster van Filips de Goede en gehuwd met Adolf van Kleef.

 

Zie ook: Habsburgse Admiraals Generaal

 

Amable SABLON DU CORAIL

Militaire aspecten van de Bourgondische Successieoorlog van Nancy tot het Verdrag van Arras (5 januari 1477-23 december 1482)

Proefschrift verdedigd in 2001

 

Inleiding

Hoewel de politieke gevolgen van het conflict over de opvolging van Karel de Stoute door historici terecht op grote schaal zijn ontwikkeld, zijn de militaire aspecten verwaarloosd. Ze zijn echter van groot belang. Naast de grillen van deze oorlog van bijna zes jaar, zien we de grote militaire hervormingen van Lodewijk XI aan het werk, evenals de toekomst van de instellingen die zijn geërfd van Karel de Stoute. Verdwenen in de onrust na de ramp in Nancy, veroordeeld door de afgevaardigden van de Staten-Generaal van 1477, werd het Bourgondische model gedeeltelijk nieuw leven ingeblazen door Maximiliaan. Dit gebeurde niet zonder moeilijkheden, noch zonder grenzen. Het principe van een staand leger werd nooit zonder veel tegenzin geaccepteerd, aangezien gemeentelijke en provinciale vrijheden verband hielden met het vermogen van de inwoners om zichzelf te verdedigen. Onder invloed van de noodzaak was het echter noodzakelijk om het bestaan ​​van beroepssoldaten te verdragen, opgeleid, permanent beschikbaar, vaak buitenlanders, soms gewelddadig, altijd zeer dierbaar.

 

Maximiliaan probeerde wanhopig een militair instrument te op te zetten dat in staat zou zijn een geduchte tegenstander te verslaan, ondanks de moeilijkheden waaraan zijn beperkte middelen hem blootstelden en het wantrouwen van onderdanen die allergisch waren voor autoriteit. De verschillende experimenten die hij uitvoerde, waarbij hij telkens opnieuw huwde, het staande leger en de buitenlandse huurlingen, illustreren op levendige wijze alle moeilijkheden die een dergelijk beleid voor middeleeuwse heersers zou kunnen opleveren. Lodewijk XI ondervond in mindere mate soortgelijke moeilijkheden. Zijn grote  kwaliteiten stelden hem zeker in staat om de overhand te behalen op zijn vijanden, maar niet om goed verdedigde steden te veroveren die ongevoelig waren voor geld en koninklijke beloften. De koning dacht dat hij een oplossing had gevonden door permanent een grote infanterie in stand te houden, waaronder een groot Zwitsers contingent. De exorbitante last die dat meebracht voor de koninklijke financiën, veroordeelde dat vanaf het begin. Uiteindelijk zijn de twee tegenstanders niet in staat gebleken om de politieke, financiële en technische beperkingen te overwinnen, voor Maximiliaan om een leger op te zetten dat de verdediging van zijn staten kon verzekeren, en voor Lodewijk XI  om een veroveringsinstrument te creëren dat hem in staat zou hebben gesteld zich te bevrijden van de weerstand en de instemming van de bevolking van de provincies die hij begeerde.

 

Bronnen

De bronnen zijn talrijk, maar meestal indirect. Alleen schamele resten zijn overgebleven uit de archieven van de Rekenkamer van de koningen van Frankrijk, en de registers van de peningmeesters van oorlog en ontvangers van de artillerie van de hertogen van Bourgondië, zo rijk voor de vorige periode, zijn allemaal verdwenen. . Desondanks vormen de algemene inkomsten uit de financiën van Bourgondië nog steeds een zeer rijke bron, zowel via de kleine postmeester, die de meeste brieven van de hertog aan zijn kapiteins registreert, als via de vele militaire uitgaven die daar verschijnen, zelfs indirect. . Evenzo maakt het onderzoek van brieven van kwijtschelding aan krijgers, vastgelegd in de archieven van de Franse kanselarij, het mogelijk om een ​​groot deel van de Franse militaire organisatie te reconstrueren. Het laat een inzicht toe van het dagelijkse leven van de mannen van de koninklijke verordening, zeer nuttig aangevuld met de " Kalendrier des guerres de Tournay ", een kroniek die elke dag wordt geschreven door een Doornikse geestelijke, Jean Nicolay, tussen 1477 en 1478.

 

Eerste deel

De successieoorlog van Bourgondië (1477-1482):

proces, politieke en diplomatieke aspecten

 

Eerste hoofdstuk

De dronken boot (5 januari 1477 - april 1477)

Na de dood van Karel de Stoute wilde Lodewijk XI de erfenis van zijn peetdochter, Maria van Bourgondië, veroveren. Hij had toen bijna volledige bewegingsvrijheid, omdat de jonge hertogin het hoofd moest bieden aan gewelddadige stedelijke opstanden, terwijl de Engelsen niet reageerden op de terugtrekking van hun voormalige bondgenoten. De verovering leek op een militaire zwerftocht, onderbroken door de afvalligheid van de belangrijkste Bourgondische leiders en de weesrtandsloze overgave van de belangrijkste steden van Bourgondië en Picardië.

 

Hoofdstuk II

Verovering van Artois en invasie van Henegouwen door Lodewijk XI (april 1477 - september 1477)

Na het succes van de eerste maanden stuitte Lodewijk XI op verzet van de Bourgondiërs die, bij gebrek aan organisatie, steeds heviger werd. De opstand van Atrecht, Bourgondië en het Vrijgraafschap was het einde van gemakkelijke triomfen.

De komst van Maximiliaan gaf eindelijk leiding aan de inwoners van de landen daarbuiten. De oorlog nam dus een nieuwe wending, en eind 1477 brachten de Fransen, met hun numerieke overwicht de veroveringstocht tot stilstand. Ze weerstonden ​​de aanvallendevan de vijand en brachten bloedige nederlagen toe aan de Vkaamse legers. De bezetting van Doornik plaatste ook een groot deel van Vlaanderen en Henegouwen binnen het bereik van hun ruiterij.

 

Hoofdstuk III

Laatste pogingen om de impasse te doorbreken,

mislukking van Lodewijk XI in Henegouwen (1473) en van Maximiliaan in Artois (1479)

De militaire impasse werd compleet toen Lodewijk XI en vervolgens Maximiliaan faalden in hun laatste pogingen om in 1478 en 1479  de overwinning te behalen. Nadat de koning het graafschap Henegouwen had geëvacueerd en het aantal van zijn garnizoenen had verminderd, beperkte hij zich tot een strikte verdediging in het noorden. De Fransen slaagden er echter in het Vrijgraafschap in 1479 definitief te veroveren. De mislukking van Maximiliaan in Artois, ondanks een prestigieuze overwinning die  hij bij Guinegatte duur had gekregen, wekte diepe teleurstelling bij zijn onderdanen, die geleidelijk in vijandigheid veranderde.

 

Hoofdstuk IV

Het belegerde fort (1430-1482)

Vanaf 1480 werd de situatie voor de Bourgondiërs steeds onhoudbaarder. Geconfronteerd met opstanden in Gelderland, in de steden van Holland, en van de heren van Luxemburg, kon Maximiliaan niets anders doen dan van de ene brandhaard naar de andere rennen. De dood van Maria van Bourgondië, de opstand van Gent en de verovering van Arien a/d Leie door Philippe de Crèvecoeur dwongen hem uiteindelijk om het Verdrag van Atrecht te ondertekenen, dat de ontmanteling van de Bourgondische staat markeerde.

 

Tweede deel

 

Het Bourgondische leger van 1477 tot 1482

 

Eerste hoofdstuk

Maximiliaans financiële middelen: leger van de hertog of leger van het land?

Sinds de Staten-Generaal van 1477 bepaalden de provincies de hoogte van de belastingen die aan Mariea en Maximiliaan werden toegekend. Als ze tot 1479 grote financiële offers brachten, luidde het mislukken van de militaire campagnes van 1479 in Artois de doodsklok in voor de actieve samenwerking tussen de prins en zijn onderdanen. Deze laatsten zouden dus spaarzaam zeer onvoldoende fiscale bijstand verlenen. De Staten, die belast waren met de heffing van belastingen, betwistten ook met de hertog de betaling en de controle over de troepen. Het hertogelijke bestuur slaagde erin zijn voorrechten terug te krijgen, maar alles werd opnieuw in twijfel getrokken door de dood van Maria van Bourgondië, en de Staten van Vlaanderen die beweerden zelf hun quota te verhogen en te betalen.

 

Hoofdstuk II

Het staande leger

Naar het model van het leger van Karel de Stoute werden in november 1477 opnieuw ordonnantiebedrijven opgericht. Hun aantal varieerde tussen 300 en 1200 lansen van 1477 tot 1480, waarna ze vanaf januari 1481 instortten tot 600 lansen. Zelfs met de versterking van het hertogelijke hotel kunnen de Bourgondiërs zich aan de grenzen slechts drie tot vier keer lager aansluiten dan die van de Fransen. Aanvankelijk geconcentreerd tussen Saint-Omer en Valenciennes, dwongen de opstand in Luxemburg en de remilitarisering van Cambrai de Bourgondiërs ook om de garnizoenen tegen de Fransen te verzwakken. Toen Marie de Bourgogne stierf, was het hertogelijke leger bijna net zo onbestaande als in 1477.

 

Hoofdstuk III

De schemering van de gemeenschappelijke infanterie

De dood van Karel de Stoute leidde tot een heropleving van de tewerkstelling van de contingenten piekeniers uit de steden Vlaanderen en Brabant. Alleen om de verdediging van de Bourgondische Staten gedurende de eerste zes maanden van 1477 te verzekeren, droegen ze in grote mate bij aan het stoppen van de Franse invasie. De gemeentelijke milities werden gereorganiseerd en beter gecontroleerd door hertogelijke officieren en bekleedden in 1473 en 1479 een overheersende plaats binnen het hertogelijke leger. Door hun gebrek aan samenhang en discipline bleken ze echter steeds minder geschikt te zijn voor nieuwe vormen van oorlog, die toenemende professionaliteit vereist. Dus het gewone achterverbod wordt na 1480 niet meer gebruikt, behalve voor de bewaking van steden en passages, of in geval van extreme nood.

 

Hoofdstuk IV

Het Bourgondische leger aan het werk

Maximiliaan werd permanent geconfronteerd met geldnood die hem verhinderde regelmatig zijn legers te betalen. Dat had chronisch ongedisciplineerde resultaten tot gevolg, wat de reikwijdte van zijn ondernemingen sterk beperkte.De soldaten, die soms meer dan zes maanden te laat werden betaald, verarmden ernstig, en weigerden op weg te gaan of verspreidden zich over het platteland dat ze plunderden. De kapiteins, gedwongen om voorschotten te betalen aan hun mannen, bleken meestal niet in staat Maximiliaans bevelen op te volgen. Drie keer, in Artois in augustus en oktober 1479, en vervolgens in Luxemburg in 1480, verspreidde zijn leger zich slechts tien dagen na het begin van de campagne vanzelf. De jonge hertog, verliefd op ridderlijkheid, werd zo geconfronteerd met een realiteit die zelden overeenkwam met zijn ambities.

 

Bewijsstukken

Franse kapiteins betaald door Guillaume de la Croix en Denis Le Breton, schatbewaarders van de oorlogen, in 1476, 1478 en 1479. De hulp die de hertog aan de strijders van Guinegatte bracht, via de schenkingen die verschijnen in de algemene inkomsten van de financiën van de Bourgondische Staten . - Uittreksels uit de rekeningen van de artillerie-verzamelaar van de hertogen van Bourgondië.

 

Bijlagen

Betalingsoverzicht van krijgers, opgesteld uit de archieven van de algemene inkomstenverzameling van de Bourgondische staten. - Brieven van Maximiliaan aan zijn kapiteins, bewaard in de archieven van de algemene inkomstencollectie van de Bourgondische staten. - prosopografie van Bourgondische kapiteins. Het Franse leger, een overweldigende superioriteit van middelen: de Franse militaire organisatie van 1477 tot 1482, de activiteit van de soldaten van de koning van Frankrijk in garnizoen aan de grenzen en hun relaties met burgers, de schermutselingsoorlog. - Buitenlanders in het leger van Maximiliaan. - Militaire tactiek in de 15e eeuw door het voorbeeld van de Slag bij Guinegatte.

 

Vertaling van  Amable SABLON DU CORAIL

Aspects militaires de la guerre pour la succession de Bourgogne, de Nancy au traité d'Arras (5 janvier 1477-23 décembre 1482)

Thèse soutenue en 2001

 

 

Back to Main Page

 

 © Hubert de Vries

 

 

 



[1]) Laloire, Édouard: Le livre d’heures de Philippe de Clèves et de la Marck, seigneur de Ravestein. Bruxelles, 1906. Het wapen van zijn vader Adolf, ridder van het Gulden Vlies was hetzelfde, omringd door de keten van de Orde en gedekt met een helm met het helmteken Kleef-Mark. Het werd gehouden door twee leeuwen. (Schatten v/h. Gulden Vlies, p. 118-9).



[1] ) Lichte artillerie.

[2] ) Terlinden, Ch.: Beknopte Geschiedenis van de Roemrijke Orde van het Gulden Vlies. In:  Het Gulden Vlies. Catalogus van de tentoonstelling in Brugge, 1962, pp. 19-33.

[3] ) Ibid. p. 27.

[4] ) Die Burgunderbeute und Werke Burgundische Hofkunst. Bern, 1969.

[5] ) In 1440 was Karel de Stoute zelf  7, en zijn bruidje, een dochter van Karel VII van Frankrijk, dus 12 jaar oud.

[6] ) Bern, Historisches Museum, Inv. nr. 10105.

[7] ) Bern, Historische Museum, Inv. nr. 271. 106,5 Î 44 -50 cm.

[8] ) Brusten, C.: Les Emblèmes de l’armée Bourguignonne sous  Charles le Téméraire.

[9] ) Zeltfähnchen Herzogs Karl der Kühne von Burgund. Leinwand, bemalt. Um 1476. Herkunft: Murten (FR), Schlachtfeld. 32 Î 58 cm. (inv. nr. KZ-5738.1-2) Lit.: 'A. u. B. Bruckner, Schweizer Fahnenbuch, St. Gallen, 1942', Nummer 1039

Flag Counter In cooperation with Heraldry of the World