DISCLAIMER

This site is a mirror of the original site, made in 2022 by Heraldry of the World. The original site is unaltered. This mirror functions as an archive to keep the material available on-line.
All rights remain with the late Hubert de Vries, the original site owner.

Het Nederlandse Leger

 

HET TWEEDE KONINKRIJK

 

INPECTEUR GENERAAL VAN DE KRIJGSMACHT

Terug naar Nederland

 

 

Na de aftocht van de Franse bezettingstroepen begon de uit ballingschap teruggekeerde Prins Willem Frederik van Oranje, de latere Koning Willem I, aan de vorming van een leger.

            Als kern voor de nieuwe landmacht fungeerden 50 gewezen officieren, 300 man Oranjegarde, 50 burgers bewapend met jachtgeweren, eenzelfde aantal oudgedienden van vóór 1795 en enige honderden vrijwilligers. Uiteraard was dit niet voldoende. De oplossing werd gevonden in het aantrekken van 20.000 man landmilitie: een 19e eeuwse voorloper van de dienstplicht.

            Voor hulp bij de opbouw van het nieuwe leger werd door Willem I de functie van Chef Inspecteur-Generaal geschapen op wiens schouders een belangrijk deel van deze taak kwam te rusten. Deze Chef Inspecteur-Generaal werd daarbij bijgestaan door de inspecteurs voor de infanterie, cavalerie, artillerie, geneeskundige dienst, administratie, de fortificatiën en het korps ingenieurs en voor de stoeterijen. Hoewel de instructies voor al deze functionarissen verschilden, kwamen ze op één punt overeen: een Inspecteur-Generaal had alleen maar bevelsbevoegdheid wanneer hij een van hogerhand bevolen inspectie uitvoerde.

            De nieuw geschapen functie doet sterk denken aan de functie die de Gedeputeerden te Velde tijdens de republiek hadden vervult. De invulling die de opvolgende Inspecteurs Generaal aan hun functie gaven bevestigd deze gedachte. Een verschil is dat de staf van de Inspectie niet werd bemand met vertegenwoordigers van de Staten Generaal maar met de inspecteurs van de onderdelen van de krijgsmacht, zodat de controle over de krijgsmacht een interne aangelegenheid werd. 

 

Willem Frederik, Prins van Oranje

*1792-†1849

1814-1818

 

Wapen van de Prins van Oranje volgens K.B. van 24 Augustus 1815:

2. De Prinsen van Oranje, Kroonprinsen der Nederlanden, zullen het Rijkswapen voeren, gevieren­deeld met de wapenen van het Prinsdom van Oranje, zodanig als Wij die tot dus verre gevoerd hebben; ….

 

Als eerste Chef Inspecteur-Generaal der troepen van alle wapens benoemde Koning Willem I zijn oudste zoon, generaal der infanterie Prins Willem Frederik George Lodewijk,. Deze aanstelling werd in maart 1814 officieel vastgelegd, maar was in feite al in december van het jaar daarvoor ingegaan.

            De Prins van Oranje nam zijn werk serieus en zijn inzichten leidden al spoedig tot een aanvaring met zijn vader. Naast zijn taak als Inspecteur-Generaal hield hij zich vooral bezig met de opleiding van officieren, onderofficieren en manschappen. In theorie was hij ook belast met de opperdirectie van het Departement van Oorlog. In de praktijk echter oefende Koning Willem I die functie zelf uit. Dat betekende, dat de Prins geen enkele invloed kon doen gelden op het beleid van de Commissaris-Generaal van het Departement van Oorlog (te vergelijken met de huidige functie van Minister van Defensie).

            Ontevreden over deze gang van zaken, vroeg hij ontslag aan. Dat werd hem in 1817 verleend. Na het conflict te hebben bijgelegd, herstelde de Koning hem in december van dat jaar in zijn functie en belastte hem tevens met de opperdirectie van het oorlogsbestuur (een taak die hij overigens slechts tot 22 februari 1818 vervulde).

 

Willem Frederik Karel

*1797-†1881

IG 1826-1839 / 1849-1868

 

 

Wapen van prins Frederik volgens het KB van  24 Augustus 1815:

3. De tweede Zoon des Konings zal het Rijkswapen voeren, gebroken en chef met een barensteel van keel in drie stukken en een gouden pijl op dezelve.

 

Halverwege de 19e eeuw werd deze wapencompositie aangevuld met een wapenmantel.

 

Op 15 juni 1826 werd de tweede zoon van Koning Willem I, Prins Willem Frederik Karel, benoemd tot Inspecteur-Generaal van alle wapens en Commissaris-Generaal van het Departement van Oorlog. In 1839, het begin van een rigoureuze bezuinigingspolitiek nam hij zijn ontslag. Het volgende jaar moest hij van Koning Willem II ook als Commissaris-Generaal terugtreden.

 

De grondwet van 1814 legde de verantwoordelijkheid voor de grootte en de geoefendheid van leger en vloot bij de soeverein. In de loop der jaren verschoof deze steeds meer naar de Commissaris-Generaal. Het sluitstuk van deze ontwikkeling vormde de grondwetsherziening van 1848, waarmee de ministers (van oorlog en marine) de volledige zeggenschap kregen. Weliswaar behield Koning Willem III formeel het oppergezag over land- en zeemacht, maar in de praktijk had hij geen echte bevoegdheden. In 1849 installeerde hij het comité van defensie, dat tot de conclusie kwam, dat het leger onmachtig was om Nederland tegen een krachtige aanval te land met succes te verdedigen. Uiteindelijk slaagde men erin de bezuinigingswoede in te dammen.

            Mede onder druk van de politieke gebeurtenissen in Europa (het conflict tussen Frankrijk en Duitsland begon zich gaandeweg af te tekenen) werd het leger iets versterkt. Om dit proces te helpen bevorderen, benoemde Willem III zijn oom Prins Frederik, op 8 april 1849 opnieuw tot Inspecteur-Generaal. Door deze constructie wist de vorst, die voortdurend overhoop lag met zijn ministers, toch nog invloed uit te oefenen

            Prins Frederik, die deze functie dus voor de tweede maal bekleedde, was bijzonder populair en om te voorkomen dat de krijgsmacht zich onder zijn leiding mogelijk tegen het kabinet zou keren, werden zijn bevoegdheden ingeperkt. Desondanks bleef hij geruime tijd in functie, totdat gebrek aan steun van de minister en het uitblijven van verbeteringen in het leger hem in 1868 deden besluiten om ontslag te vragen

 

Heraldische presentatie van Prins Frederik

 

Er gingen vervolgens bijna tachtig jaar voorbij voordat er weer een Inspecteur-Generaal werd aangesteld. Het was opnieuw een een lid van het Koninklijk Huis: Prins Bernhard.

 

Bernhard van Lippe-Biesterfeld

*1911-†2005

IGKL 1945-1970

IGK 1970-1976

 

 

Wapen van Prins Bernhard volgens K.B. van 3 mei 1937

 

 

Vlag van Prins Bernhard volgens K.B. van 18 juni 1937 N° 115

 

Vanaf het voorjaar van 1944 maakte Koningin Wilhelmina zich er sterk voor, dat Prins Bernhard zou worden aangesteld tot bevelhebber van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Er zouden nog de nodige maanden overheen gaan voor het zover was, maar op 3 september 1944 tenslotte trad Prins Bernhard in zijn nieuwe functie aan. Overigens koesterde Koningin Wilhelmina de mening, dat hij op een later tijdstip tot opperbevelhebber van land- en zeemacht zou moeten worden benoemd. Daar zou het echter niet van komen. In zijn plaats werd dat Luitenant-generaal mr. Kruls, die daarvóór het Militair Gezag had geleid.

 

Van meet af aan was duidelijk, dat het bevelhebberschap van de Prins een tijdelijk karakter droeg. In juni 1945, nadat de bevrijding van ons land tot opheffing van de Binnenlandse Strijdkrachten had geleid, werd hij dan ook eervol uit zijn functie ontheven. Daarvoor in de plaats kwam zijn benoeming tot Inspecteur-Generaal van de Landmacht (IGKL).

 

In december 1946 werd de Prins ook aangesteld tot Inspecteur-Generaal van de Koninklijke Marine (IGKM). Daarna breidde het aantal functiebenamingen van Prins Bernhard zich vanaf 1953 nog verder uit. Naast IGKL en IGKM mocht hij zich nu ook Inspecteur-Generaal van de Koninklijke Luchtmacht (IGKlu) noemen, omdat de Luchtmacht in dat jaar een zelfstandig krijgsmachtdeel werd. Het zou echter nog tot 1 januari 1970 duren, voordat het begrip Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) zijn intrede deed. Aanleiding daartoe was de samenvoeging van de Ministeries van Oorlog en Marine. Per diezelfde datum werd de Prins tevens bevorderd tot Luitenant-Admiraal en Generaal.

 

In 1976 trad de Prins af als IGK en werden ten gevolge van de Lockheed-affaire al zijn formele banden met de krijgsmacht verbroken

 

Na het aftreden van Prins Bernhard zijn er tot nu toe nog zeven Inpecteurs Generaal van de Krijgsmacht geweest. De ambtstermijn is vier jaar.

 

Inpecteurs Generaal van de Krijgsmacht sinds 1976

 

W. H. de Savornin Lohman

09.1976 - 1980

T.J. de Geus

1980 - 30.10.1985

J.P. Verheijen

30.10.1985 -01.03 1991

J. Maas

01.03.1991- 01.12.1995

J.L.A. van Aalst

01.12.1995 - 01.01.1999

C. de Veer

01.01.1999 - 11.12.2003

A. van Baal

11.12. 2003

 

Met het ontslag van Prins Bernhard kwam er een eind aan de situatie dat belangrijke functies in de krijgsmacht werden uitgeoefend door leden van het Koninklijk Huis. Het betekende ook dat de heraldiek die met de leden van het Koninklijk Huis was verbonden verder uit de krijgsmacht verdween en dat er ook een eind kwam aan een eeuwenoude traditie waarin de krijgsmacht werd gedomineerd door de regerende familie.

            De nieuwe inspecteurs generaal zijn ambtenaren die op grond van verdienste en kundigheid  voor de functie zijn gekozen en kunnen zich voor hun aanstelling niet beroepen op enigerlei verwantschap met de koninklijke familie. Het recruteringsveld voor de functie is dus wezenlijk veranderd hoewel het theoretisch niet helemaal uitgesloten is dat ooit nog een lid van het Koninklijk Huis de functie zal uitoefenen. 

            E.e.a. betekent ook dat de heraldiek verbonden aan deze functie is verambtelijkt en, in tegenstelling tot de individuele wapens van de vroegere bekleders van de functie,  gelijkvormig zal zijn voor alle opvolgende Inspecteurs Generaal.

            Voor de Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht werd in 1982 een onderscheidingsvlag vastgesteld. Deze is identiek aan de vlag van de Staatssecretaris van Defensie met dat verschil dat in het midden een medaillon is aangebracht van het symbool van het Inspectoraat Generaal van de Krijgsmacht: Oranje, een blauw kruis beladen met de Nederlandse Leeuw.

 

 

De onderscheidingsvlag van de Inspecteur-Generaal van de krijgsmacht.

Vastgesteld bij beschikking van de minister van defensie, nummer D 81/930/3035.4 van 26 maart 1982

 

Inspectoraat Generaal van de Koninklijke Landmacht

 

WAPEN

 


Wapen Staf BNS / IGKL / IGK

W.: Oranje, een blauw kruis, beladen met de Nederlandse leeuw.

 

Dit wapen werd vastgesteld bij legerorder 1945, N° 9  voor militairen van de staf van de Bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten. Bij legerorder 1945, N° 42 werd dit het wapen van de Staf van de Inspecteur-Generaal van de Koninklijke Landmacht.  Het wapen werd ook gehandhaafd voor de staf van de Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht. Het is dus niet het wapen van de Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht maar van het Inspectoraat Generaal van de Krijgsmacht.

            Als mouwembleem wordt het gedragen door de militairen van de staf, inclusief de IGK zelf. Het is als wapen aangebracht op het hoofdkwartier De Zwaluwenberg in Hilversum en op documenten van de staf.

 

                                                                                       Foto H.d.V. 24.01.2007

Wapen van de IGK sinds 1970

Ingang van De Zwaluwenberg, Hilversum. Toegevoegd zijn het gekroonde symbool van de luchtmacht en het anker van de marine.

 

 

Veel gegevens voor de geschiedenis van de IGK zijn ontleend aan informatie van Defensie. Onder het trefwoord „Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht” is nog meer informatie op internet te vinden.

 

Voor de IGK’s na 1976: Wikipedia.

 

 

Back to Main Page

 

 

© Hubert de Vries 13.02.2007. Updated 2017-02-27

Flag Counter In cooperation with Heraldry of the World