DISCLAIMER

This site is a mirror of the original site, made in 2022 by Heraldry of the World. The original site is unaltered. This mirror functions as an archive to keep the material available on-line.
All rights remain with the late Hubert de Vries, the original site owner.

GELDERLAND

 

 

 

ESSAY

HERALDIEK

Hertogdom

Furstendom Gelre en Graafschap Zutphen

Provincie

Dept van de Rijn

Dept Gelderland

Provincie Gelderland    

Gelderse Kwartieren

Terug naar Nederland

ESSAY

 

Het wapen van Gelderland is gedeeld, in de rechterhelft staat op een  blauw veld een gouden gekroonde leeuw met dubbele sta­art en rode tong en klauwen voor Gelre; in de linkerhelft staat op een gouden veld een zwarte leeuw met rode tong en klauwen voor Gulik. [1]

 

De Graven van Gelre.

            Het oudste wapen van de gel­derse graven komt relatief vroeg voor. Het staat voor de eerste keer op een zegel uit 1190 van graaf Otto I (1182-1207). De graaf heeft daarop een schild aan zijn arm waarop drie vijfbladige bloemen staan. Het is afgeleid van het wapen van Boulogne waarover zijn oudere broer Gerard, door zijn huwelijk met Ida van Boulogne, in 1181/'82 het militaire bewind voerde. Het was van goud met drie rode bollen. Er is wel gedacht dat dit wapen teruggaat tot de tijd van Karel de Grote maar zeker is alleen dat er ten tijde van Willem de Veroveraar soms bollen op lansvanen stonden. Deze lansvanen zijn echter niet met zekerheid in verband te brengen met Eustatius van Boulogne die de vlaamse troepen op de tocht naar Engeland aanvoerde. [2]) Overigens werd wel meer op het wapen met de drie bollen geva­rieerd. Zo voerde de tweede zoon van de graaf in goud drie rode wassenaars en het huis Bethune drie rode maliën in goud.

            Het wapen van Otto I was dus zeker van goud en de figuren rood. In deze kleuren komen de bloemen op het ogen­blik nog voor op het grafmo­nument van graaf Gerard (1207-1229) in de Munster­kerk in Roer­mond uit ca. 1240. [3])

 

De Roos in de Heraldiek.

            In de vijfbladige bloemen heeft men traditioneel rozen willen zien hoewel ze in vorm niet erg overeenkomen met de bloemen die elders in het gebied van de Rijn rozen werden genoemd.

            In de tijd van Otto I was de roos het symbool van de Minne, de erotische liefde. Maria, als schutspatrones van deze liefde, werd met de roos gelijkgesteld en zo werd de roos ook het sym­bool van de Heilige Maagd.

            Zo stelde Hadewych in het begin van de XIIIe eeuw Maria voor als het voorbeeld van de ware Minne die door haar eenvoud verdiende de Moeder van God en de mensen te worden. 

            De franse dichter Gautier de Coincy (*ca 1177) schreef 1218-'22 over Maria:

 

            Elle est la fleur, elle est la rose

            Elle est la reine des Ar­changes (&c)

 

en verderop:

 

            Fleur d'églantier, et fleur de lys, fraîche rose,

            Fleur de tous biens, fleur de toutes fleurs, dame,

            Fleur de candeur, font de misericorde

 

            In het "Miracle de Theophi­le" uit de 2e helft van de XIIIe eeuw staat: (O.L.V. daalt af van het altaar van haar kapel en geeft voor de zondaar die op haar wacht te willen verstoten. Deze probeert haar te vermurwen door te zeggen:)

           

            Fleur d'églantier et lis et rose

            En qui le Fils de Dieu repose [4])

 

            De lelie was tegelijkertijd het symbool van de onbe­vlekte ontvan­genis en daarom het symbool van Christus. Pas later, toen meer de nadruk werd gelegd op de kuisheid in de liefde, werd niet de roos maar de lelie het symbool van Maria.

            In de middeleeuwse lyriek was het thema van de vrouw die zich in het kasteel van de liefde verschanst en door haar minnaar(s) wordt belegerd geliefd. [5]) In afbeeldingen wordt dat zeer letterlijk opge­vat. We zien dan de vrouw op de transen van haar kasteel dat helemaal is versierd met rozen. De ridders die haar belegeren dragen schilden en wapenrustingen met rozen als het zinnebeeld van de liefde.

            De minnezanger Ulrich van Liechtenstein liet ter gelegenheid van een tournooi (ca. 1240) ook kleden bezaaid met rozen voor zijn paard maken:

 

            Mit borten gar von golde rîch

            was si gegetert meisterlich

            ie swâ der gater zesammen gie

            von silber rôsen dort und hie

            wârn dar ûf vil wol behagen.

            der rôsen was diu decke vol,

            (....) [6])

 

            In het gebruik van rozen (als rozen bedoeld zijn) als wapenfiguur stonden Otto I en Gerard in hun tijd zeker niet alleen. Integendeel komen wapens met rozen in het Nederlotharingse gedeelte van het aartsbisdom Keulen relatief veel voor. De roos van Lippe is een van de bekendste maar ook de graven van Altena die verwant waren met de graven van Berg, voerden een roos. Drie gouden rozen op een rood veld waren het wapen van de graven van Aremberg die lange tijd ook burggra­ven van Keulen waren. Deze rozenwa­pens dateren allemaal van vóór het begin van de dertiende eeuw. Ze komen bijvoorbeeld voor op een bruids­kist uit de tijd van de Duitse Koning Otto IV (1198-1214) waarop de wapens van zijn bondgeno­ten zijn afgebeeld. [7])

            In later tijd zijn de rozen van het wapen van de gelderse graven vaak mispels of gelderse rozen genoemd en zij zijn ook in voorkomende gevallen afgebeeld als bloemen met vijf min of meer spitse kelkbladen, dus zoals een bloem van de mispel (Mespilus Germanica) [8]). Soms worden ze dan in goud op een blauw veld ge­plaatst (de latere kleuren van Gelre) soms rood op een gouden veld. De reden van de herbenoeming van de figuren is natuurlijk nergens overge­leverd maar het lijkt niet vergezocht om daarvoor de wel erg directe verwijzing van rozen naar het bedrijven van de liefde te vermoeden. Ook elders heeft men in de tijd dat de minnepoezie uit de mode raakte, de her­komst van de roos als symbool van de minne trachten te verdoeze­len, mogelijk omdat de ridders die zich op deze manier op hun amoureu­ze verdiensten lieten voorstaan toen alleen nog maar de lachlust opwek­ten. [9])

 

Het Wapen met de Leeuw.

            Otto II (1229-'71) verving de rozen door een leeuw op een met blokjes bezaaid veld. Het nieuwe wapen komt voor het eerst voor aan een oorkonde uit 1236. [10]) Twintig jaar later wordt het in een wapen­rol beschreven als van "Le comte de Guerle, l'escu d'azur au lion d'or a billettes d'or semees" (De graaf van Gelre, het schild blauw met een gouden leeuw en bezaaid met gouden blokjes). Ook in andere der­tiende eeuwse wapenrollen wordt het zo beschreven. [11])

            De rozen bleven echter voorlopig nog deel uitmaken van de symbolen die de gelderse graven gebruikten. Zo stonden ze nog (of opnieuw) in gemoderniseerde vorm op de mantel van graaf Willem I. [12])

            Over de reden van de verandering tasten we in het duister. Het­zelfde wapen werd vanaf 1246 gevoerd door de graven van Nassau. Later (1278) zien we het ook als wapen van de graven van Bourgondië en van het geslacht Brienne (1288). Deze vorsten lijken behalve hun wapen op het eerste gezicht niets gemeen te hebben.

            Otto II speelde ongetwijfeld een belangrijke rol in de duitse poli­tiek. Zo kon hij bijvoor­beeld een beslis­sende invloed uitoefenen op de benoe­ming van de keulse Aarts­bis­schop. Zijn broer Hendrik be­kleedde een belangrijke post in Utrecht en werd later prinsbisschop van Luik. In het kader hiervan moet hem ook een hoog militair commando zijn gegeven. Een wapen met een gouden leeuw (die het symbool van de hertogen was) is in ieder geval verbon­den met een hoge militai­re rang. De hertogsti­tel voerde Otto II echter nog niet en daarom werden de blokken als "ver­mindering" toegevoegd. De overeen­komst met Nassau en het Vrij­graaf­schap Bourgondië (Freigraf­schaft Bur­gund, Franche Comté) wordt dan ook duidelijker. Ook de Brien­ne's die in het Nabije Oosten zeer belangrij­ke functies hadden bekleed (zoals Koning van Jeru­zalem en (Mede-)Keizer van Con­stantino­pel), hebben zeker een hoge militaire rang gehad.

            Het wapen met de leeuw en de blokken is gevoerd tot de ver­heffing van Gelre tot hertogdom in 1339. Aan het eind van de dertiende eeuw verschijnt een helmteken op de helm van de rui­ter op de zegels van Reinoud I. Het is eerst een in een waaier geplooide doek die in die tijd vrij algemeen was. [13]) Reinoud II verving deze rond 1323 door een met pauweveren bestoken sch­erm waarop de leeuw van het wapen. Sindsdien is dat het helm­teken dat bij het wapen van Gel­re hoort. [14])

 

Het Hertogdom.

            Als beloning voor de steun die graaf Reinoud II in de 100-jarige oorlog aan koning Eduard III van Engeland had gegeven, verhief Keizer Lodewijk de Beier hem in 1339 tot hertog en rijksvorst. Reinoud veranderde daarop zijn wapen. Vanaf die tijd was de leeuw gekroond en had een dubbele staart. De vermindering van de blokken werd teniet ge­daan zodat er nu een echt herto­gelijk wapen onstond dat te vergelijken was met dat van Brabant, dat van de vroegere herto­gen van Zwaben en van de hertogen van Aquitanië en Normandië.

            Reinoud II stierf in 1343. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Reinoud III die regeerde tot 1361 toen hij door zijn broer Eduard werd gevangengezet. Eduard sneuvelde in 1370 en daa­rna regeerde Reinoud III nog tot zijn dood het volgende jaar. Een afbeelding van het wapen van de gelderse hertogen uit de tijd van Reinoud III en Eduard is te vinden in het beroemde wapenboek van de Heraut Gelre. Het staat daarin op een blad tesamen met de wapens van de gelderse vazal­len.

            Geen van de beide broers had wettige kinderen en daarom werd het hertogdom opgeëist door hun twee halfzusters Mechtild en Maria. Aanvankelijk werd het hertogdom onder hen verdeeld. In 1377 werd het echter in zijn geheel door Keizer Karel IV beleend aan de in dat jaar meerderjarig geworden zoon van Maria, Willem van Gulik. In 1379 gaf Mechtild haar aanspraken op.

            Op haar zegels verenigde Maria het wapen van haar man Willem van Gulik met dat van Gelre in een gedeeld schild. [15]) Hierbij kwam de gulikse leeuw rechts en de gelderse links te staan.

 

            Het wapen van Gulik komt voor het eerst voor op een zegel van Willem IV van Gulik uit 1237. Volgens Konrad van Mure was het een zwarte leeuw met gouden kroon op een zilveren veld. In de wapenrol Bigot uit 1254 wordt het be­schreven als: "Le comte de Vilers, l'escu d'or au lion noir rampant a le keu forgie". (De graaf van Gulik, een gouden schild met een zwarte klimmende leeuw met gevorkte staa­rt). Later is het bijbehorende helmteken een hondekop met een halsband tussen twee zwarte vleugels. [16]) Net als het wapen met de leeuw van Gelre waren er ook andere vorsten die hetzelfde wapen voerden bv. (al lang) de graaf van Vlaan­deren en (later) de markgraaf van Meissen.

 

            Maria liet op haar gedeelde wapen de helmtekens weg omdat zij als vrouw niet tot de gewa­pende macht behoorde waarvoor het helmteken inmiddels het sym­bool was geworden. Met de helf­ten verwisseld, Gelre rechts en Gulik links, is het gedeelde wapen gevoerd gebleven door de gelderse hertogen uit de huizen Gulik, Egmond en Kleef. [17]) Daa­rnaast staan de wapens op zegels ook in alliantie d.w.z. naast elkaar en naar elkaar toegewend. De hele vijftiende eeuw staan op het wapen of de wapens in alli­antie de bijbehorende helmte­kens. Door Karel van Egmond werd het wapen ook gekroond met weg­lating van de helmtekens. Deze ontwikkeling, waarbij het mili­taire karakter van de wapenvoe­ring werd verzwakt ten gunste van een burgerlijk, deed zich vooral in de konink­lijke en ker­kelijke heraldiek al eerder voor en werd in de vijftiende eeuw gemeen­goed.

 

Hertog Karel van Egmond.

            Hertog Arnold van Egmond moest in 1472 Gelre verpanden aan Karel de Stoute die daarop ook het gedeelde wapen ging voe­ren. Het is voor het eerst te zien op het titelblad van zijn "Krijgsregelement" uit 1473. Daarna werd het in dezelfde vorm, de leeuwen ongekroond en de staarten niet verdubbeld, gevoerd door Maximiliaan van Oostenrijk. Keizer Karel V voerde steeds alleen Gelre omdat hij geen aanspraak kon doen gelden op Gulik. [18])

            De transactie tussen Arnold en Karel de Stoute werd niet erkend door de gelderse steden en een deel van de ridderschap. Dit gaf aanleiding tot een lange strijd tussen de erfgenamen van Arnold en Karel de Stoute en zijn opvolgers. Na de dood van de laatste oefende in feite een broer van Arnold, Willem, de macht in het hertogdom uit. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Karel (1492-1538) die tot zijn dood met de Bourgondiërs in oor­log bleef. Niet alleen werd hem Gelre betwist maar ook de aan­spraak op Gulik die de Egmonds sinds de verbre­king van de per­sonele unie in 1423 hadden. In dit geschil wilde de gulikse hertog Karel ook het gebruik van het gulikse wapen verbieden. Hiertoe wendde hij zich tot de Duitse Koning Maximiliaan van Oosten­rijk (die, zoals we zagen, Karel vanwege zijn eigen aan­spraken niet gunstig gezind was). In een brief gedateerd Worms, 31 augustus 1495 tikte Maximiliaan Karel dan ook op de vingers. Na hem in de aanhef aangesproken te hebben als "Karl von Egmond, der sich nennet her­tzog zu Gheldern" zet de koning uiteen dat Karel de naam, titel en wapen van Gulik onrechtmatig gebruikt. Hem wordt bevolen dat "du solich dein eygenwillig ue­bung und gebrauch abstellest und hinfur des namens tittels, wap­pens, schildes noch helms von Gulh (...) nit annemest noch gebrauchest. (...) Darnoch wisse dich zu richten". [19])

            Ondanks dit koninklijk ver­maan veranderde Karel zijn wa­penvoering niet en ook Maximili­aan noch de gulikse hertog zagen van het gebruik van het wapen af zodat alles bij het oude bleef.

 

            De Gelderse Oorlog werd in 1543 door Karel V gewonnen van de opvolger van Karel van Eg­mond, Willem van Kleef (1538-'43). Deze, ook hertog van Berg, graaf van Mark en heer van Ra­vensberg, had een wapen gevoerd met kwartieren voor Gelre, Gu­lik, Kleef, Berg, Mark, Zutphen en Ravensberg. Na de capitulatie verwijderde hij de kwartieren voor Gelre en Zutphen conform de overdracht van de titels. Dat van Gelre was het aloude met de dubbelstaartige leeuw. Dat van Zutphen een rode, met een gouden kroon gekroonde leeuw op een zilveren veld.

 

            De rode leeuw op het zilveren veld werd door Willem van Kleef geïntroduceerd als het wapen van het graafschap Zutphen, ter onder­scheid van het wapen van de stad dat doorsne­den was van een leeuw en een ankerkruis en dat door de Bourgondiërs werd gebruikt. Onder Karel de Stoute was de leeuw goud op een blauw veld en het ankerkuis rood op zilver. Aan het eind van de 15e eeuw werden de kleuren juist omge­keerd.

            Willem van Kleef baseerde het ontwerp kennelijk op een theorie die beweerde dat, toen het oorspronkelijke Graafschap Zutpen was gesplitst in een Zutphens deel en Berg, alleen de graven van Berg het oorspron­kelijke grafelijke wapen verder gevoerd zouden hebben. Onder de gelderse graven en hertogen zou het in Zutphen in onbruik zijn ge­raakt.

 

            De graven van Berg voerden oorspronkelijk twee dubbel gekanteelde dwarsbalken. Na de dood van Adolf V in 1218 kwam het graafschap aan zijn schoonzoon Hendrik van Limburg die voor Berg het wapen met de balken bleef voeren. Zijn zoon Adolf VI die Berg erfde, voerde echter het leeuwenwapen van Limburg. Zo staat het in de wapenrol Bigot: "Le comte Aioul des Mans, l'escu blanc a un lyon de gueulles a la keu forkie au label d'asur. Alemans". Adolf VIII voerde volgens de wapen­rol van Walford (1273): "Le countee de Monte, argent un leon rampant gulez la cowe croisé coronné d'or un label d'or", de leeuw dus ge­kroond. Na het uitsterven van de Limburgse tak in 1273 verviel de barensteel. [20])

 

            Willem van Kleef gebruikte dus de rode leeuw op het zilveren veld zowel voor Berg als Zutphen. Na de machtsoverdracht werden het gelder­se en het zutphense wapen rechtens verder gevoerd door Karel V en Filips II.

            Inmiddels had Filippa, de dochter van hertog Adolf die getrouwd was met René II van Lotharingen nog steeds een aanspraak op Gelre en Gulik. Na haar dood in 1547 voegde haar zoon daarom de kwartieren van Gelre en Gulik aan het wapen van Lotharin­gen toe. Door het huwelijk in 1736 van de laatste hertog van Lotharingen, Frans Stefan met Maria Theresi­a, kwamen ze terecht in de wapens van de laatste habsburgse Keizers van het Heilige Romeinse Rijk.

 

De Habsburgse Hertogen en de Souvereine Provincie. 

            Noch Karel V, noch Filips II verenigden de wapens van Gelre en Zutphen op één schild zoals ook de wapens van de overige gewesten en landen waarover Karel V souverein was meestal op zichzelf staand werden gebruikt. Twijfel bestond aanvankelijk over welk zutphens wapen ge­bruikt moest worden. In het gelderse gaf men de voorkeur aan het wapen met de rode leeuw. Het hertogelijk zegel van Karel V waarop het stadswapen voorkwam, werd zelfs ter correctie teruggestuurd aan Landvoogdes Margaretha met een begeleidende brief gedateerd 13 juni 1544:

            "Genedichste Vrouw, verstaan hebbende by Renoij dat die zegelen, geordineert in Ghelderlant volnae gemaeckt zijn ende dat men die waipenen der stadt voir die waipenen des greeffschap van Zuytphen by erreur daar inne gegraviert heeft, twelcks nyet syn en mach" (&c). [21])

            Niettemin bleef men buiten het officiële circuit nog lange tijd de bourgondische en niet de kleefse traditie volgen en komt het wapen met de leeuw en het kruis nog regelmatig voor als wapen van het graaf­schap.

 

            In 1581 zwoeren de Staten van Gelre, nadat zij zich bij de Nadere Unie hadden aangesloten, koning Filips II af. De herinnering aan de vroegere gelderse hertogen was toen nog lang niet verbleekt. De Staten konden daarom makkelijk teruggrijpen op de door hen gevestigde tradi­tie in de wapenvoering. Op de in 1581 gesneden groot- en kleinzegels van het landschap werden twee leeuwen in een gedeeld schild geplaatst, nu echter niet die van Gelre en Gulik zoals vroeger maar, geheel correct, die van Gelre en Zutphen. Het gebruik van de gulikse en egmondse hertogen om op hun zegels de twee wapens in alliantie te zetten werd mutatis mutandis gevolgd op het in 1583 gesneden groot­zegel van het souvereine hertogdom.

            Het van Gelre en Zutphen gedeelde wapen is gevoerd gebleven tot 1799. Aan het eind van de zeventiende eeuw werden de helmtekens vervangen door een koninklijke kroon en werden op het zegel leeuwen als schildhou­ders toegevoegd. [22])

            Het hertogelijk wapen bleef ook in gebruik voor Opper Gelre, dat onder de spaanse kroon was geble­ven. Dit deel kwam, op Roermond na, in 1715 aan Pruisen. De gelderse leeuw werd daarom in 1718 in het grote koninklij­ke wapen van Pruisen opgenomen waarin het tot de val van de monarchie is blijven staan. Voor het resterende deel dat aan de oostenrijkse Habsburgers kwam, bleven ook zij het oude gelderse wapen voeren. Het staat op de majesteitszegels voor Brabant, samen met de wapens voor Brabant, Luxemburg, Limburg en Antwerpen. [23]) Aangezien dit stukje Opper Gelre zich in 1790 bij de Ver­enigde Belgi­sche Staten aansloot, is het wapen van Gelre ook in het wapen van de statenbond terug te vinden. Op dezelfde manier staat nu het wapen van Gelre in het wapen van de provincie Limburg omdat Roermond thans tot deze provincie behoort.

            Bij de Staatsregeling van 1798 werd het "Furstendom Gelre en Graafschap Zutphen" samengevoegd met Utrecht tot het "Departement van den Rijn". Het wapen werd afgeschaft. In 1801 werd het departement alweer gesplitst in de oorspronkelijke delen. Voor Gelderland werd in 1802 een nieuw wapen aangenomen. Op aanraden van de secretaris van de Rekenkamer werd nu echter de voorkeur gegeven aan het wapen zoals Karel van Egmond had gevoerd, dus gedeeld van Gelre en Gulik. [24] Het komt ook voor onder Lodewijk Napoleon, toen het departement "Departe­ment de l'Issel Superieur" heette.

            Voor de provincie Gelderland werd in 1814 het wapen van 1802 in het officiële wapenregister van de Hoge Raad van Adel opgenomen. Hierbij werd de koninklijke kroon een hertogelijke hoewel aan het uiterlijk niets werd veranderd. Bij de wapenbevestiging van 10 october 1935 werd deze registra­tie gevolgd. De kroon werd veranderd in een hertogelijke kroon die ook voor de andere hertogdommen gebruikelijk was nl. met vijf fleurons, een hermelijnen rand, drie beugels en een hoge purperen muts. De twee leeuwen als schildhouders werden toen ook  offi­cieel toegevoegd.

 

Heraldiek

 

Graafschap

 

Gerard III van Gelre en Boulogne

1182

 

 

Otto I

1182-1207

 

1190 Zegel van Otto I, Graaf van Gelre en Zutphen dd. 1190. Op het schild drie rozen.

Om­schrift: otto dei gracia gelrensis et svtpha­niae/co­mes.

 

Gerard IV

1207-1229

 

Munt van Gerard met de rozen, geslagen in Arnhem. K.P.K. Leiden. (Enno van Gelder p. 25 afb. 15.)

 

 

1229 + Grafmonument van Gerard IV en Margaretha van Brabant (†1231) in de Munsterkerk te Roermond. De Graaf en Gravin uitgestrekt met het hoofd op een kussen. De Graaf in een oorspronkelijk rood gewaad (thans, na de restauratie van 1873: groen) met wit onderkleed. In de boogjes onder de dekplaat de brabantse leeuw en de gelderse rozen. (rood op een geel veld). Het opschrift luidde oorspronkelijk: anno millesimo ducentesimo vigesimo quarto xvi july gerardus tertius de nassovia sixtus comes geldriæ et zutphaniæ cum margareta uxore sua ducis brabantiæ filia ad instantiam matris suæ richardæ de nassovia natæ ducissæ iuliancensis primæ huius loci abbatissæ monasteriom hoc fundavit obyt anno millesimo ducentesimo vigesimo nono ipso die sancti severi episcopi ambo sub hac tumbo sepulti. (Op 16 juli van het jaar 1224 stichtte Gerard III van Nassau, zesde graaf van Gelder en Zutphen, met Margaretha, zijn echtgenote, dochter van de hertog van Brabant, op verzoek van zijn moeder Richarda van Nassau, geboren hertogin van Gulik, de eerste abdis alhier, dit klooster. Hij overleed in het jaar 1229 op de feestdag van de H. Severus bisschop. Beiden zijn in dit graf begraven.) (Venner, G.H.A.: De Grafmonumenten van de Graven van Gelder. Venlo, 1989. pp. 29-54.)

 

 

Zegel en contrazegel van Gerard, graaf van Gelre en Zutphen (1207-1229)

Die Zeit der Staufer, Kat. Nr. 74

W.: Drie rozen.

 

Otto II

1229-1271

 

Zegel van Otto II in gebruik van 1236 tot 1270. Op het schild een leeuw en blokjes. Omschrift: sigillvm : o/ttonis : comit/is ghelren­cis.

 

 

1254 Bigot BA 15: Le comte de Guerle, l'escu d'azur au lion d'or a billettes d'or semees. Alemans.

1271 + Epitaaf van Otto II in Grafenthal. De graaf staand met zwaard en schild: Leeuw op een met blokjes bezaaid veld. L.: anno • incarn(a)tionis • christi • 1255 otto • iii • comes • 7mus • gelriæ • ac • sutphaniæ • monasterium • istud • construi • iussit • hoc • in • monumento reclusus obiit 1271 die decimo mensis ianuarii. (In het jaar 1255 na de geboorte van Christus gaf Otto II, de 7e Graaf van Gelre en Zutphen, opdracht tot de bouw van dit klooster. Hij stierf op 10 januari 1271 en rust onder dit grafmonument.) Verwoest in de Franse Tijd. (Venner, G.H.A.: De Grafmonumenten van de Graven van Gelder. Venlo, 1989. pp. 15-28)

 

Reinout I

1271-1326

 

Ruiterzegel van Reinoud I

Gelders archief charterverzameling 0243-18-5

Wapen en Banier: Leeuw

 

1280 Camden    47: Cunte de Gelre, l'escu de azur a un leun rampant d'or billetee d'or.

Wijnbergen   627: Blauw, een gouden leeuw en blokjes.

 

Reinout II

1326-1339

 

Ruiterzegel van Reinout II, 06.01.1322

 

Ruiterzegel van Reinout II, 1338-1339

 

Wapen: Gekroonde leeuw met dubbele staart. H.: Een scherm van het wapen met een krans van pauweveren. L.: X sigillvm reynaldi : dei : gracia .... ghelrens.. D.: 20.08.1339. (Oud Archief Arnhem, inv. 1110, reg. 71.)

 

Hertogdom

 

Reinout II

1326-1339

Sluitsteen met gepolychromeerd Gelders wapen en pauweveren

uit het koorgewelf van de Sint Maria Magdalenakerk te Goch, ca. 1340 .

Zandsteen, Æ 59 cm. HM Goch, Inv. nr.  L 4203

 

Reinout III

1343-1361

 

Reinout III van Gelre Eerste zegel,

gebruikt van 20 sept 1344 tot 6 juli 1349

 

Wapen: Gekroonde leeuw met dubbele staart

 

Eduard

1361-1371

 

Wapenboek Bellenville fol 46v

 

Het wapen van de Hertog van Gelre en zijn vazallen in het wapenboek van de Heraut Gelre. 2e helft 14e eeuw.

Wapen: Blauw, een gouden leeuw met dubbele staart en rode tong en klauwen. H.: een rood kussen met witte kwasten en een scherm van het wapen met een krans van pauweve­ren. K.: Rood en goud. Brussel K.B. Ms.15­652-56 fol. 88v.

 

Reinout III

1371

 

Mechteld

*~1325-†1384

troonpretendent 1371-1379

Dochter van Reinout II en zuster van Reinout III en Eduard

 

Deze deelde tot 1372 van Gelre en Berthout (Goud, drie rode palen Loon).

Daarna tot 1382 van Bloys (Onder een rood schildhoofd, drie palen van vair) en Gelre

 

Maria

†1397

troonpretendent 1371-1397

Dochter van Reinout II en zuster van Reinout III en Eduard

 

Zegel van Maria, Hertogin van Gulik en Gelre. Aan een oorkon­de dd. 24 maart 1379. Om­schrift: + s. Marie.dvcisse. Ivliacen.et gelrensis. De wapens van Gulik en Gelre wor­den op dit zegel voor de eerste keer samenge­bra­cht in een gedeeld schild. De volgorde in de titel volgend staat rechts de leeuw van Gulik en links die van Gelre. (R.A.G. Char­terverz. no 478)

 

Gulikse Huis

 

Willem I

1371-1402

hertog van Gulik 1393-1402

Zoon van Maria van Gelre

 

Miniatuur van Hertog Willem van Gelre

op het moment dat hij zich in 1388 onderwerpt aan Karel VI van Frankrijk (1368-1422) .

Jean Froissart, Kroniek, ca 1460. Ms 384 Î270 mm, K.B ’s Gravenhage, HS. 130 B 21 (fol. 359 r)

 

De mantel van Willem I geel bezaaid met rode rozen..

 

Wapen: blauw, een gouden leeuw met dubbele staart en gouden kroon. H.: Een gouden kroon en een rode bol waarop een scherm van het wapen met een krans van pauweve­ren. K.: Hermelijn.

Bergshammer fol. 10 r , n°  61: h gelre.

 

In Schilfgaarde  de zegels

  96: Wapen: Gelre.

  97: Wapen als voor en Helmteken: Een scherm van het wapen en een krans van pauweveren.

  98: Wapen en helmteken als voor.

 

Zegel van Willem van Gelre en Gulik

 

Wapen: Gedeeld van Gelre en Gulik

 

Gelderse Huis

 

Reinout IV

1402-1423

 

 

Wapenzegel van Reinout IV 1420-1422

 

Wapen: Alliantie: D. Gulik: Een leeuw. H.: Een hondskop tussen een vlucht. S. Gelre: Een gekroonde leeuw met dubbele staart. H.: Kroon, bol en scherm van het wapen met een krans van pauweveren. L.: s: reinaldi . Dvcis : ivliagencis . et . gelrie . comitis . svtpha­nie/. D.: 1420-1422. (ARA, losse zegels) – Gelders Archief, Charterverzameling inv. nr. 0243-1077 (afb.)

 

Egmondse Huis

 

Arnold

1423-1465

 

De zegels van Arnold zijn wapenzegels met de wapens van Gelre en Gulik in alliantie (Schilfgaarde 106, 107, 108, 110). Een ruiterzegel met het gedeelde wapen Gelre-Gulik dateert uit 1472 (Schilfg. 109). Helmteken: Leeuw en pauweveren.

Dit laatste wapen moet dateren uit het begin van de regering van Arnold:

 

 

W.: 1|2: 1. Blauw, een gouden leeuw met dubbele staart met gouden kroon, tong en klauwen; 2. Goud, een zwarte leeuw met rode tong en klauwen (courtoisie). H.: Een gouden kroon met rode bol en een scherm van het wapen omgeven met pauwe­veren. K.: Goud.

Bergshammer fol. 79 v , n  1046: die hertoge va gelre. (Arn­old)

 

Wapenboek van het Gulden Vlies en Europa: Een ridder met het wapen Gulik Gelre (de leeuw ongekroond. H.: Gelre.

 

Misschien:

Bruderschaftsbuch des St. Hubertus-Ordens. Staatsbibliothek München cod. icon. 318.

Lit.: Rheude, L. Das Bruderschaftsbuch des St. Hubertus-Ordens. In: Herold, 1915, p. 31 Abb.

 

Adolf

1465-1471

Ridder GV.   60, St Omaars 1461

 

Wapenzegel met Gelre-Gulik in alliantie (Schilfgaarde, 120)

 

 

W.: 1|2 1. Gelre; 2. Gulik. H.: Een gouden kroon 3 en 2, een blauwe puntmuts waarboven en scherm van het wapen omgeven door gouden pauwe­veren. O. Van het Gulden Vlies. Statuts K.B. Ms. 76 E 10. fol. 67 v : Mons adof duc de gueldres.

Het wapen met een tournooikraag van drie hangers aangezien Adolf ridder werd bij het leve van zij vader.

 

W.: 1|2: Gelre & Gulik. H.: Een gouden kroon 3 en 2x3, een kuip van het wapen van Gelre met pauweveren. K.: Blauw en goud. Orde: Van het Gulden Vlies. Motto: a tousjours. (Wapenboek K.B. Ms. 76 F 4 fol. 15 r  - 2: Monseigneur Adolf Jeusne duc de Gelres.)

 

Arnold

1471-1473

 

Het bovenvermelde zegel Schilfgaarde 109

 

Bourgondische Huis

 

Karel de Stoute

1472/'73-1477

 

Zegel van de Raadkamer in Arnhem: W.: 1|2 van Bourgondië en Gelre. L.: sigillum ad causas camere ducatus gelrensis. Oud archief van Arnhem inv. nr 3357, reg. nr. 1084. (Zie Beltjes p. 43 noot 3.)

Loix et ordonnaces ou statuz militaires, 1473 (Krijgsregelement van Karel de Stoute, 1473): 1|2 Gelre (de leeuw ongekroond) en Gulik.

 

Maria de Rijke

 

 

Filips de Schone

 

 

1|2 van Gulik en Gelre (de leeuw ongekroond) (Diptiek Nat. Gall. London ca. 1492).

 

Triomfpoort van Maximiliaan: 1|2 van Gulik en Gelre (de leeuw ongekroond). K.: Een hermelijnen rand en een purperen muts. 

 

Karel van Egmond

1492-1538

 

 

Foto H.d.V.

Wapen van Gelre aan de gevel van het Kasteel in Coevorden. L.: KAROL DVX • D • GEL • 1523.

 

Veranderde de wapenvoering niet. Op zijn zegels (Schilfgaarde 126-127) staan Gelre en Gulik in alliantie.

 

Kleefse Huis

 

Willem II

*1516- 1592

1538-1543

 

Zegels Schilfgaarde 137-141.

 

I.

Wapen: Gelre met hartschild: ¼ Kleef, Gulik, Berg, Mark; H.: Ravens­berg. L.: +s gvilhelmi clive jvl  et monten/ filii etc. dvcis gelriae comotis/ zvtphaniae ac domi/ni in ravenstein. D.: 1539. (Schilfg. 137)

II.

Wapen: ½: I. 1|4: Gulik, Gelre, Kleef, Berg; II. 1|3: Mark, Zutphen, Ravensberg. H.: Gulik, Gelre, Kleef, Berg. D.: 1539-1543. (Zegels Schilfgaarde 139, 140, 141.) 

Na het verlies van de Gelderse erfopvolgingsoorlog 1543:

Thaler uit Gulik, Kleef en Berg

op naam van Willem V (II) van Kleef, hertog van Gelre (1539-1543).

Coll. Teylers Museum

 

 

Twee gedenkpenningen voor Hertog Willem van Kleef. De linker geslagen vóór 1543 en de rechter na dat jaar. In het tweede wapen zijn de kwartieren voor Zutphen, een rode leeuw op een wit veld, en voor Gelre weggelaten.

 

Habsburgse Huis

 

Karel V

1543-1555

 

Leeuw met gepolychromeerd wapen van Gelre/Gulik, afkomstig van de balie van het Hof van Holland door Jost Jansz. en beschilderd door Jan de Paep, 1511. Eikehout. H. 55cm.

Rijksmuseum Amsterdam, inv. nr 12304 [25]

 

 

Ruiterzegel van  Karel V dd. 1515. W.: 1|2 van Gelre en Gulik (Tourneur-N. 1960)

 

Ruiterzegel van Karel V voor Brabant, 1518. W.: Gelre. (Tourneur-N. 1960)

 

Jan van Battel. Gelders: W.: Gelre. Kroon: 1 fleuron en 8 parels.

 

In plaats van in het wapen van Willem van Kleef verschenen de wapens van Gelre en Zutphen op het zegel van Karel V. De wapenschilden worden vastgehouden door een leeuw die als de voorloper van de Statenleeuw kan worden gezien. Omschrift: minv. Dvcat. geldrie et comitatvs zvtphaniae. D.: 1543. (R.A.G. Arch. v.d. Gelderse Leenkamer, inv. nr. 211, nr 313. Charter dd. 10 juni 1555)

 

Hierbij behoort het grootzegel van dezelfde datum waarop op het schabrak van het paard van Karel V twee schildjes met de wapens van Gelre en Zutphen. (Beltjes, p. 63 naar Wree)

 

Filips II

1555-1581/98

 

1558 Grootzegel van Filips II met wapens Gelre en Zutphen. RAG Arch. v.d. Gelderse Rekenkamer inv. nr. 908, charter nr 1231 dd. 10.XII.1558.

 

 

 

1572 Droogzegel: W.: Doorsneden van Spanje en de Nederlanden. Koninklijke kroon en ordeketen van het Gulden Vlies. Geflankeerd door de wapens van Gelre en Zutphen. L.: G Z. D.: Arnhem, 20.XII.1572. (Gem. Arch. Wageningen. Foto: Coll. Anton Zeven n° 16.33.)

De Koning was niet zelf in Arnhem. Zijn ‘Cantzler und Raeden des Conincks In Gelderlandt’ was C. Roos, die namens Filips II zegelde en met zijn eigen handtekening tekende. (Anton Zeven)

 

Furstendom Gelre en Graafschap Zutphen

1581-1795

 

 

Grootzegel van de Landschap van het hertogdom Gelre, 1581.

 

Wapen gedeeld van Gelre en Zut­phen met daarbovenop de corresponderende helmtekens. L.: Sig * dvcatvs * geldriae * .... comitatvs * zvtphaniae * (R.A.G. Arch. Gelderse Rekenkamer, inv. nr 7299, charter nr 1305 dd. 10 IV 1592)

 

Kleinzegel van de Landschap 1581 W. Gedeeld van Gelre en Zutphen. (Beltjes p. 75)

 

Grootzegel van de Landschap, 1593

W.: Alliantie Gelre en Zutphen (Beltjes p. 76)

 

Wapen van Gelre met hertogskroon, 1629

Op de ambassadeurspenning

 

Geheimzegel van het Hof van Gelderland (1711).

 

 Het wapen van Gelre-Zutphen nu gedekt met een kroon zoals op het wapen van de Staten Generaal. De leeuwen als schildhou­ders komen op dit zegel voor het eerst officieel voor. (R.A.G. )

L.: SECREET ZEGEL DES FURSTEND GELR EN GRAAFSCH ZUTPH

Ca.1760

 

Provincie Gelderland

1795-1798

 

 

Zegel van de provincie gelijk aan dat van 1711 maar het omschrift weggestoken.

 

Departement van den Rijn

1798-1801

Op het zegel van het Departement van de Rijn staat de maagd en de leeuw van de Bataafsche republiek. (Coll. Gemeentemuseum Zutphen)

 

Departement Gelderland

1801-1811

 

W.: 1|2 van Gelre en Gulik. Zegel: RAG Archief van het Hof, inv. nr 2486.

 

1. Vanaf 1806 bediende het Landdrostambt van het Departement Gelder­land zich van het koninklijk wapen.

 

2. Op de keten van de Orde van de Unie 1808 staat echter weer het Gelderse wapen i.e. 1|2 van Gulik en Gelre.

 

Medaillon Gelderland van de Orde van de Unie,

 

Departement Yssel Superieur

1811-1813

 

Na de inlijving bij Frankrijk in 1811, waarbij het Dept. Gelderland voorzover het ten N van de Waal was gelegen werd omgedoopt in "Departement de l'Issel Superieur ofwel Departement van den Boven IJssel, gebruikten de autoriteiten aldaar uiteraard het Franse Keizerlijke wapen. (Beltjes p. 91)

 

 

Stempel van het stadhuis van Wapeningen, 1813 [26]

 

Provincie Gelderland

1813-nu

 

Wapen van de provincie Gelderland zoals inge­voerd in 1804 en hersteld in 1814 met het wapen gedeeld van Gelre en Gulik. Uit de keten van het Grootkruis van de Koninklijke Orde van de Unie van Pierre Giraud uit 1808 mag men afleiden dat het wapen van het "De­partement de l'Issel Superieur" juist anders­om gedeeld was. (H.R.A.)

 

 

Foto Lex Goes

1815-1839 Zurcher

Hoge Raad van Adel Den Haag

 

1|2 van Gelre en Guli. Kroon: 5 fleurons, 4 parels, 3 beugels en een hoge rode muts.

Foto Lex Goes

1840-1853 Zurcher

Hoge Raad van Adel, Den Haag

 

Wapen: Idem

 

 

Ablaing van Giessenburg: Idem.

Op een kaart van Gelderland. 1850 ca

 

Van der Laars 1913 p. 67: W.: 1|2 van Gelre en Gulik. K.: Hermelijnen rand, drie beugels en een hoge purperen muts. S.: Twee leeuwen.

 

Æ Zie afbeelding in de kop van dit artikel

 

 

 

Bij koninklijk besluit van 10.10.1935 werd dit wapen bevestigd maar de kroon kreeg een ander uiterlijk nl.: Een hermelijnen rand omgeven door een kroon van vijf, fleurons, drie beugels en een hoge purperen muts. Zie hier­voor: Sierksma p. 14.  

 

Koninklijk Besluit van 10 october 1935, No 45

 

Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau enz., enz., enz.

            Beschikkende op het aan Ons gericht request van Gedeputeerde Staten der Provincie Gelderland, daartoe gemachtigd door de Sta­ten dier Provincie;

            Gelet op het besluit van den Souvereinen Vorst van 24 Decem­ber 1814, No. 32 en op het Ko­ninklijk besluit van 23 April 1919, Staats­blad No. 181;

            Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie van den 5 October 1935, Eerste Afdeling A., No 855;

 

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

 

de provincie Gelderland te be­vestigen in het gebruik van het volgende wapen:

Gedeeld:

I.          in azuur een omgewende, dub­belstaartige leeuw van goud, gekroond van hetzelfde en ge­tongd en genageld van keel.

II.        in goud een leeuw van sabel, getongd en genageld van keel.

            Het schild gedekt met de hertogelijke kroon van goud, gevoerd van keel met hermelijnen opslagen.

            Schildhouders: twee leeuwen van goud getongd en genageld van keel

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit be­sluit.

 

                        Het Loo, den 10 October 1935

(ge­t.) WILHELMINA

 

De Minister van Justitie,

            (get.) Van Schaik

 

Gelderse Kwartieren

 

Penning ter gelegenheid van het behoud van de Republiek

en op eensgezindheid daartoe van de Gelderse kwartieren

geslagen te Harderwijk in opdracht van de Staten. 1788

Door Johannes Heinrich Schepp (*1736 ca)

NM Nijmegen, inv. nr. XVIII 90

 

De maagden van Zutphen, Nijmegen en Arnhem met de wapens van de kwartieren van Gelre. Op het altaar het wapen van Gelre-Gulik.

Opschrift: Obv.:  VT RVPES IMMOTA MANET Rev: REPVB Ÿ AB Ÿ INTERITVŸ SERVATAŸ ORDŸ DŸGŸ CZŸ CI Ÿ1788Ÿ

 

Het Kwarier van Nijmegen

 

Nijmegen

 

Glasraam met het wapen van het kwartier van Nijmegen, 1647

Ned. Herv. Kerk, Brakel.

 

Het wapen gedeeld van Gelre en Nijmgen met bijbehorende helmtekens.

 

Het Kwartier van Veluwe

 

Wapens van het kwartier van Veluwe en van Nassau

Op de katheder van het Nassaus-Veluws Gymnasium in Harderwijk

1e ¼ 18e eeuw. Hout 358Î200Î125 cm Veluws Museum Harderwijk, inv.nr. VM 4578

 

Arnhem – kwartier Veluwe

Nassau – Harderwijk

 

Het Kwarier van Zutphen 

 

 

Foto H.d.V.

Zegel graafschap Zutphen

Arch Hof van Gelre en Zutphen. In.v.nr. 938

 

Foto Lex Goes

Wapen van het Kwartier van Zutphen

Caart der Limieten van de Hoogen Vrijen Heerlijckhyt van het Loo door W. Leenen (1748 ca’ )

RM Paleis Het Loo, Tek. cart. RL 2807.

 

Het wapen gedeeld van Gelre en Graafschap Zutphen, gekroond an met schildhouders

 

Gelders Overkwartier

 

Ter onderscheiding van het noordelijke of Neder-Gelre, dat wel tot de bezittingen van hertogdom behoorde, maar er geografisch niet mee verbonden was, werd het zuidelijke gebied van het hertogdom aangeduid als Opper-Gelre, of het Opperkwartier of Overkwartier van Gelre. De zelfstandigheid van het hertogdom eindigde definitief in 1543. Als gevolg van de staatkundige gebeurtenissewn daaropvolgend  werd Gelre staatkundig gesplitst. De drie noordelijke kwartieren namen deel aan de Unie van Utrecht (1579) en gingen later als Gelderland deel uitmaken van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Opper-Gelre werd daarentegen deel van de Zuidelijke Nederlanden.

 

 

Na de afscheiding bleef nog een gedeelte van het hertogdom, het Gelders Overkwartier ter weerszijden van de Maas, in habsburgse handen. Hiervoor werd het wapen van Gelre onveranderd verder gevoerd.

 

Het staat op de grootzegels voor de Raad van Brabant vanaf Albrecht en Isabella tot en met Jozef II, tesamen met de wapens van Lotharingen, Brabant, Limburg en Antwerpen.

(Hierover is Tourneur-N. onzeker en zij benoemd het derde wapen met de leeuw als dat van Luxemburg en, bij het grootzegel van Maria Theresia, van Limburg (2e maal). Bij Jozef II is het veld v/h tweede wapen zeker blauw.

In ieder geval gaat het om een wapen van een hertogdom aangezien de kronen op de vier eerste wapens gelijk zijn 

 

 

Vierdeling

 

Het Overkwartier of Opper-Gelre bleef in Spaanse handen, maar na de Vrede van Utrecht in 1713 werd ook dit gebied verder gesplitst:

 

1 Oostenrijks Overkwartier: alleen Roermond en enkele omliggende gemeenten bleven onder het gezag van de Habsburgers -- nu de Oostenrijkse tak -- en werden Oostenrijks Gelre. Het ging, naast Roermond zelf, om de plaatsen: Herten, Maasniel, Meijel, Nederweert, Swalmen en Asselt, Weert en Wessem, alsmede de nu in Duitsland liggende gemeenten Cruchten (ook Brempt en Elmpt) en Wegberg (ook Rickelrath). Weert, Wessem en Nederweert waren vrije heerlijkheden; Herten en Maasniel, met ook nog de dorpen Leeuwen, Merum, Ool en Asenray, maakten deel uit van de heerlijkheid Dalenbroek (Daelenbroeck). Oostenrijks Gelre vormde geen aaneengesloten gebied. Meer zuidelijk aan de Maas lagen nog Obbicht en Papenhoven, maar die gingen in 1785 door het Verdrag van Fontainebleau over naar Staats-Opper-Gelre.

Het wapen wordt gehouden door de statenleeuw die in de Zuidelijke Nederlanden zonder de pijlen maar vaak met een zwaard bewapend tot een algemeen landssymbool werd. Zegel van Maria Theresia voor Gelre, 1781. Omschrift: sigillvm minvs dvcatvs geldriae.

 

Bij dit zegel hoort een grootzegel waarop eveneens het wapen van Gelre staat. Tourneur-N, 1951.

 

 

In 1790 staat het wapen van Gelre op het zegel van de Verenigde Belgische Staten.

 

In 1790 was dit kleine 'Belgisch' Gelre één van de stichtende leden van de Verenigde Nederlandse Staten.

 

2 Pruisisch Overkwartier: het grootste deel met de hoofdstad Geldern kwam in handen van Pruisen bij de Vrede van Utrecht in 1713. Het werd in 1795 bij de Vrede van Basel en nogmaals bij de Vrede van Lùneville in 1801 aan Frankrijk afgestaan.

 

Zegel de Prefect van het Département de la Roër

 

Franse adelaar met omschrift volgens de “Loi relative au sceau de lEtat1805 I 26 (= XIII pluviose 6)” .

 

In de Franse tijd werd het een kanton in het arrondissement Kleef van het Département de la Roër, aan de benedenloop van de Rijn, nu grotendeels in Duitsland en voor een klein deel in Nederland. Dit was genoemd naar het riviertje de Roer. Het bestond uit gebieden die tijdens het ancien régime onder andere bij het hertogdom Gulik, het hertogdom Kleef, de rijksstad Aken, het prinsbisdom Keulen en Pruisisch Opper-Gelre gehoord hadden. Enkele landjes werden later als Gecedeerde Landen aan de Bataafse Republiek verkocht (1800).

Bij de Vrede van Parijs van 1815 kwam het weer aan Pruisen.

 

De Gelderse leeuw staat daarom (nog zonder kroon) in de wapenvaststelling van het grote Pruisische koninkijke wapen van 29 juli 1732 direct achter Brandenburg en vóór Maagdenburg, in het grote koninklijke Pruissische wapen van 7 junuari 1816 achter het wapen van Westfalen en vóór het wapen van Maagdenburg. In 1864 werd de leeuw gekroond en in het wapen van 16 augustus 1873 kwam het in het 13e kwartier (tesamen met Gulik, Kleef en Berg)

 

De wapens van Gulik, Geldern, Kleef en Berg

in het grote Koninklijk Pruisische wapen van 1873

Historiserend wapen van Gelre, 1894 [27]

 

3 Staats Overkwartier: Venlo en omgeving kwam bij de Republiek en werd Staats-Opper-Gelre;

 

Venlo

 

4 Guliks Overkwartier: Erkelens (Erkelenz) ging naar het hertogdom Gulik.

 

Erkelenz

 

 

Back to Main Page

 

 

 © Hubert de Vries 2019-03-18

 

 

 



[1] Dit hoofdstul was eerder gepubliceerd in Vries, Hubert de: Wapens van de Nederlanden. De historische ontwikkeling van de heraldische symbolen van Nederland, België, hun provincies en Luxemburg. Amsterdam, 1995.

[2] Platts, Beryl: Origins of Heraldry. London, 1980. Op het tapijt van Bayeux dat de veroverings­tocht van Willem de Veroveraar in 1066 weergeeft zijn een dertigtal vlaggen en vaantjes afgebeeld.

[3] Schilfgaarde, A.P. van: Zegels en Genealogische gegevens van de Graven en Hertogen van Gelre. Werken van Gelre no 33. Arnhem, 1977. Nos. 5,6,11,12. 

[4] Zij is de bloem, zij is de roos/ zij is de koningin der aartsengelen. // Egelantier, en lelie, frisse roos/ bloem van al het goede/ bloem der bloemen, vrouwe/ bloem van onschuld, bron van genade. Egelantier en lelie en roos waarin Gods Zoon rust. De egelantier, een klimroos, is het symbool van de vrouwelijke liefde.  Delius, Walter: Texte zur Marialogie und Marienverehrung der Mittelalterli­chen Kirche. Berlin, 1961. Rombauts, E. & N. de Paepe: Hadwijch Strofische Gedichten. Zwolle, 1961. Hadewijch heeft het echter voornamelijk over de Hoge Minne die goeddeels abstracter is. 

[5] Zo zijn er bijvoorbeeld de franse gedichten van de "Romanz de la Rose" (ca. 1200) en de "Roman de la Rose" (ca. 1226).

[6] Vrij vertaald: Ze was kunstig met zuiver gouden boorden afgezet en daarbij overal met zilveren rozen bestikt. Het dek was bezaaid met rozen. Seyler, G.A. Geschichte der Heraldik, Nürnberg 1880. p. 160.

[7] Altena: Seyler, Geschichte pp. 241 e.v. Aremberg: Siebmachers Wappenbuch: Hoher Adel, Bd. I,3. Taf. 71,72,73. Lippe: Veddeler, Peter. Die Lippische Rose. Entstehen und Entwicklung des Lippischen Wappens bis zur Gegenwart. Veröffent­lichungen der Staatlichen Archive des Landes Nordrhein-Westfalen. Reihe C. Quellen und Forschungen, Bd. 6. Detmold, 1978. Schwineköper, B.: Eine unbekannte heraldische Quelle zur Geschichte Kaiser Ottos IV. und seine Anhänger. In: Festschrift für H. Heimpel zum 70. Geburtstag am 19. Sept. 1971. II, Göttingen 1972, 959-1022.  

[8] De mispel komt eerder in aanmerking dan de gelderse roos (Viburnum Opulus) omdat deze een samengestelde bloem heeft. Daar staat dan weer tegenover dat de gelderse roos spitsere kelkbladen heeft en een kleiner hart, zoals dat ook op de vroege zegels te zien is. 

[9] De mispelbloem in het wapen van Gelre wordt uitgebreid behandeld door Meij, P.J.: De Gelderse bloem en de Gelderse kronieken. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre. Dl. LXVI, 1972 pp. 1-37. Ook de Arembergse rozen kregen spitse blaadjes. In de 17e een 18e eeuw probeerde men de lippische roos uit te leggen als teken van hoge saksische afstamming of zelfs als het symbool van de aanvoerder van de Cherusken, Arminius. (Veddeler, p. 15 i.h.b noot 6.)

[10] Schilfgaarde, op. cit. 1977 no. 21 15 december 1236 - 10 januari 1270.

[11] Brault, G.J. Eight 13th Cent. rolls of arms in french and anglo-norman blazon. London, 1973: Nl. de Wapenrol Bigot (1254) no. 15 met de toevoeging "Alemans" (= duits). Camden Roll (1280) no. 47: "Cunte de Gelre, l'escu de azur a un leun rampant d'or billetee d'or. Wijnbergen 627 (Reinoud I 1271-1326): Blauw een gouden leeuw en blokjes.  

[12] Froissart. KB Den Haag Hs. 130 B 21.

[13] Schilfgaarde, op.cit. 1977 nos. 37, 38, 39, 41.

[14] Schilfgaarde op.cit. 1977 no 52.

[15] Schilfgaarde, op.cit. 1977 no. 83.

[16] Kittel, E.: Siegel. Braunschweig, 1970, p. 255. Konrad von Mure: Stat Juliacensi super album forma leonis/ Nigra superque caput auri diadema reponis. Vanwege de kroon is dit het wapen van de opvolger van de graaf. Brault, G.J. op.cit. 1973 nr. BA 23 met de toevoeging "Rujers".

[17] Voor de wapens van de Gulikse, Egmondse en Kleefse hertogen zie: Schilfgaarde, op.cit. 1977 nrs. 100, 119, 126-142. Adolf omringde zijn wapen nadat hij in 1461 de 60e ridder van het Gulden Vlies werd zijn wapen met de keten van deze orde. 

[18] Krijgsregelement van Karel de Stoute, 1473. Museum Meermanno Westreenianum Den Haag. Cod. 242 10 C 3.

[19] Dat je zulke eigenmachtige uitoefening en gebruik achterwege laat en voortaan de naam, titel en  wapen, schild en helmteken van Gulik niet aanneemt of gebruikt. Houd je daaraan. De volledige tekst van de brief in Seyler, G.A. op.cit. 1890 p. 430. 

[20] Beltjes, P.J.W.: Het wapen van de souvereine provincie Gelderland en zijn voorgeschiedenis. In: Bijdragen en Mededelingen Gelre. Deel LXVI (1972), pp. 39-92. De Raadt: Sceaux armoiries de la Flandre, p. 229. Brault op.cit. 1973 C61, Cl116, Cd.127. Seyler, G.A. op.cit. 1890 pp. 241-242.

[21] Beltjes, op.cit. p. 62.

[22] Officieel op het geheimzegel van het Hof van Gelderland, 1711. Beltjes, op.cit. afb. 26.

[23] Tourneur Nicodème, M.: Le Grand Sceau de Marie Therèse pour le Conseil de Gueldre. In: Revue Belge de Numismatique et de Sigillographie, 1951 pp. 129-134.

[24] Beltjes, op.cit. p. 90.

[25] https://www.rijksmuseum.nl/zoeken/objecten?q=schilddrager&p=1ps=12&ii=1#BK-NM-144-11.1

[26] https://antonzeven.nl/wp-content/uploads/2015/10/Zegels-van-Wagenvene-Wageningen-en-andere-instellingen-in-Nederland-en-het-buitenland.pdf

[27] Gritzner, Maximilian: Landes- und Wappenkunde der Brandenburgisch-Preußischen Monarchie. Geschichte ihrer einzelnen Landestheile, deren Herrscher und Wappen. Carl Heymanns Verlag. Berlin, 1894. Pp.119-121

 

Flag Counter In cooperation with Heraldry of the World