Hubert de Vries
Het
Rijk, de Vorst en de Staat in de Heraldiek.
Het Nederlandse Voorbeeld
TIJDENS DE REPUBLIEK EN HET
KONINKRIJK ZIJN DOOR DE NEDERLANDSE hogere overheden de afgelopen vier eeuwen een
groot aantal heraldische symbolen gebruikt.
Van deze heraldische symbolen zijn vanaf het begin van de 19e eeuw ook
compilaties en verzamelingen aangelegd die keurig naar gebied zijn geordend.
Voorbeelden hiervan zijn het bekende boek van T. van der Laars „Wapens,
Vlaggen en Zegels van Nederland” en recentelijk ook mijn eigen boek „Wapens
van de Nederlanden”. Hierbij heeft men zich toch vooral geconcentreerd op het
wapen als kern van een heraldische afbeelding zodat toch nog een wirwar van
beelden van zegels, gekroonde wapens, wapen met helmtekens en andere
wapencomposities is te zien. In verklaringen van de wapenbeelden worden de
externe ornamenten ook werkelijk gezien als pronkstukken of versieringen
zonder een duidelijke betekenis, die er voor dienen om het beeld te
verfraaien en ook de indruk die het geheel moet maken zo imponerend mogelijk
te doen zijn.[1]
In een recente Van Gelderlezing vroeg de spreker zich dan ook af wat de
betekenis van de leeuwen die in zoveel Nederlandse wapencomposities
voorkomen, dan toch wel kon zijn. [2]
Weer anderen concentreren zich op de intrinsieke betekenis van het symbool
die zou bepalen waarom het in de overheidsheraldiek werd geintroduceerd. [3]
Deze kunsthistorische of esoterische verklaringen benemen ons het uitzicht op
het verband dat er bestaat tussen het soort wapensymbool en het soort
maatschappelijke instantie dat er gebruik van maakt. Daardoor worden ook de
redenen waarom wapensymbolen verschijnen, veranderen en verdwijnen niet meer
voor analyse vatbaar. Waar hier voor wordt gepleit is om bij de analyse van
het wapenbeeld en -symbool te zoeken naar een sociologische verklaring
waaraan de artistieke uitwerking of esoterische lading ondergeschikt is. |
Erkend zal moeten worden, parafraserend op Emile
Dürkheim, dat de structuur van het totaal van heraldische symbolen wordt
bepaald door de maatschappelijke structuur die zij wil symboliseren. Hiervan
kan verwacht worden dat voor de heraldische symbolen die ons omringen een
heldere verklaring kan worden geggeven. Eigenlijk kan de maatschappelijke stuctuur waarop
het corpus van heraldische symbolen betrekking heeft in simpele bewoordingen
worden weergegeven. Deze vereenvoudiging in helder te omschrijven categoriën
is ook nodig omdat zij ook voor een zo breed mogelijk publiek begrijpelijk
moet zijn wil zij haar maatschappelijke functie kunnen vervullen. Zo kan het
maatschappelijk kader worden genalyseerd als bestaande uit het rijk, de vorst
en de staat en heeft de heraldiek aanvankelijk betrekking op de symbolische
aankleding van de krijgsmacht, later uitgebreid tot de symbolische aankleding
van het bestuurlijke en geestelijke gezag. [4]
De differentiatie van deze maatschappelijke velden en gezagsbereiken levert
in heraldisch opzicht dan toch nog een ingewikkeld en zelfs, wil men het hele
heraldische corpus in tijd en ruimte omvatten, ook zonder ons te verliezen in
esoterie, een uiterst ingewikkeld beeld op. In het volgende wil ik een oefening doen om, aan
de hand van het Nederlandse voorbeeld, te laten zien hoe deze aanpak kan
worden geconcretiseerd. |
Kalkstenen gedenksteen uit Mesopotamië uit het begin van het 2e millennium v.C. (Paris, Musée du Louvre inv.
nr. Sb 7) |
In de maatschappelijke
organisatie treden al vroeg in de geschiedenis drie belangrijke elementen op:
het rijk, de vorst en de staat. Hierbij kan het rijk worden gedefinieerd als
het territorium met alles wat daar op en in is, de vorst als de de facto
bezitter van dit rijk en de staat als het geheel van regulerende organen
waarmee het rijk wordt beheerst. In de maatschappelijke symboliek worden deze
drie elementen steeds door figuren gesymboliseerd die een eigen karakter
hebben en die door de eeuwen heen ieder een eigen ontwikkeling hebben
doorgemaakt. Een oud voorbeeld van een maatschappelijke symbolische
configuratie waarin deze drie elementen optreden is te vinden op een monoliet
uit Susa uit het tweede millennium v.C. Op de monoliet, die zich thans in het
Louvre bevindt, staan twee menselijke figuren en een zon. Aan de linkerzijde
van de voorstelling begiet een gebaarde man in een lang gewaad een dadelpalm
(Phoenix dactylifera - Arecaceae).
Herodotus schrijft over de dadelpalm (I.193): “Dadelpalmen groeien overal [in
Babylon] en zijn meestal van het vruchtdragende soort, en de vruchten voorzien
hen [de Babyloniërs] van voedsel, wijn en honing.” Aan de rechterkant is een,
eveneens gebaarde, man gezeten op een troon met een zijpaneel in de vorm van
een stads- of paleismuur. Hij heeft een lang gewaad aan van over elkaar
heenvallende geplooide stroken stof.
Op zijn hoofd heeft hij een bijzondere kroon die voorkomt vanaf de 1e
dynastie van Ur (2563-2387) tot en met de 1e dynastie van Babylon
(1894-1595). In zijn rechterhand
houdt hij een staf met ring, een
waardigheidsteken dat vanaf het 3e
tot het begin van het 1e millennium v.C. in Mesopotamië voorkomt.
Boven de voorstelling staat een zon met acht punten en acht stralenbundels
van het model dat geassocieerd moet worden met Akkad. [5]
Hoogstwaarschijnlijk stelt de steen de configuratie rijk, vorst en staat van
Akkad voor. Het land of territorium, te onderscheiden van het rijk, wordt in
deze configuratie vertegenwoordigd door de dadelpalm. De drie elementen worden
in de loop van de geschiedenis abstracter weergegeven in die zin dat de imago’s
van vorst en rijksbeheerder worden vervangen door symbolen uit het kosmische
of dierlijke repertoire. Zo wordt de
staat als rijksbeheerder ook wel voorgesteld door een gevleugelde zon of door
een wassenaar die beide de staat als functie van het rijk definiëren. Ook de
vorst kon door een symbool worden weergegeven. Zo is de cobra eeuwenlang het
symbool van de Egyptische farao geweest en de viervoetige draak het symbool
van de Chinese keizer. |
Staatssymbool van Egypte,
bekend vanaf de 12e D (ca. 1991-1786 v.C.) Het symbool is
samengesteld uit een symbool voor het rijk (de zon), een symbool voor de
vorst (de cobra’s) en een symbool
voor de volmacht (de vleugels), en betekent „De hemelse regering van de farao
van Egypte”. |
De elementen rijk, vorst
en staat zijn ook in de Middeleeuwse westerse heraldiek te herkennen. In het
in de 12e en 13e eeuw geintroduceerde systeem is aanvankelijk alleen de
krijgsman aanwezig die door een rangsymbool dat op zijn schild en
wapenrusting werd geplaatst wordt aangeduid. Waar verschillende krijgslieden
in het bezit kwamen van onvervreemdbare lenen die ook binnen hun dynastie
vererfd konden worden, ontwikkelden zij zich tot de de facto vorsten
van deze lenen waarbij zij in ieder geval in het bezit waren van het
economische vruchtgebruik, ook al behoorde het leen in feite aan de leenheer.
Het heraldische symbool dat door de krijgsman aanvankelijk gebruikt werd,
werd op die manier het symbool van de vorst. Aanvankelijk werd de
vorstelijke souvereiniteit in de heraldiek gedefinieerd als de uitoefening
van het gewapende gezag waarop de vorst binnen zijn rechtsgebied het
monopolie bezat. Bij het uitbreiden van zijn taken als bestuurder binnen zijn
rechtsgebied zie we dat het aanvankelijk militaire symbool wordt voorzien van
een symbool dat ontleend is aan de bestuurlijke hiërarchie. Een splitsing van
het vorstelijke heraldische symbool in een symbool dat betrekking heeft op
zijn bevoegdheden als krijgsman en een symbool dat betrekking heeft op zijn
bevoegdheden als bestuurlijk gezagsdrager vindt in de loop van de 13e en 14e
eeuw plaats. Hierbij wordt het heraldische symbool enerzijds voorzien van een
helm met helmteken, en anderzijds van een kroon. Bij de uitbreiding van de
bestuurlijke taken van de vorst in het zich ontwikkelende staatsvormingsproces,
kregen de vorstelijke kanselarijen, die in opdracht van de vorst handelden,
steeds meer gewicht. Deze procuratie werd vanaf het begin van de 13e
eeuw heraldisch voorgesteld door schildhouders die gewoonlijk betrekking
hadden op de positie van de leenman in de krijgsorganisatie zoals die aan het
begin van de 12e eeuw door de schildfiguur werd gesymboliseerd. Zo ging de
absolute souvereine vorst, geen deel uitmakend van de militaire hiërarchie,
zich bedienen van engelen, de keizerlijke gemachtigden van een adelaar, de
koninklijke gemachtigden van griffioenen en de graven en hertogen van leeuwen
als schildhouders. Deze heraldische composities kunnen betiteld worden als
„staatswapens” aangezien het hier
gaat om het (samengestelde) symbool van een maatschappelijk regulerend
orgaan, zij het ook dat dit toen nog steeds een functie was van het
vorstelijk gezag. |
De heraldische
configuratie waarin er sprake is van een rijkswapen, een vorstelijk wapen in
twee versies en een staatswapen, treffen we aan bij het begin van de
statelijke organisatie die zich later zou ontwikkelen tot de Republiek van de
Verenigde Nederlanden en tenslotte tot het koninkrijk der Nederlanden. De Lage Landen als
politieke eenheid worden beschouwd als ontstaan te zijn bij de opvolging van
hertog Filips de Goede van Bourgondië in Brabant en Limburg in 1430 en zijn
opvolging in Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland in 1433. Voorlopig
vormden zij echter in de 15e eeuw nog een losse verzameling gewesten onder
één landsheer. Filips de Goede zelf streefde naar een volslagen autonoom bewind
waarbij de gebieden die via het erfrecht in zijn bezit waren gekomen zouden
zijn verenigd in een Fries of Bourgondisch koninkrijk. Daartoe werd ook het
hertogelijk bewind versterkt en gecentraliseerd. Het streven van hem en zijn
zoon Karel de Stoute was er op gericht om de Lage Landen en de Landen van
Herwaarts Over zoals Bourgondië werd genoemd, door verovering van een
tussenliggende corridor aaneen te sluiten. Aan dit streven kwam een eind door
de slag bij Nancy in 1477 die door hertog Karel werd verloren. Zijn dochter
Maria de Rijke bleef daarna nog slechts in het bezit van de Lage Landen
terwijl het leen Bourgondië door de Franse kroon werd teruggenomen. Maria de
Rijke en haar nakomelingen bleven wat Bourgondië betreft slechts in het bezit
van de hertogelijke titel waaraan het grootmeesterschap van de Orde van het
Gulden Vlies was verbonden. De grondslagen voor de
eenheid van de Lage Landen werden verder versterkt door het Verdrag van
Augsburg in 1548 waarbij het Rijk de Lage Landen als een afzonderlijke
éénheid erkende. Bij Pragmatieke Sanctie van 1549 werd tevens door Karel V
vastgesteld dat de Lage Landen niet door zijn erfgenamen konden worden
opgesplitst. |
Vanaf de regering van
Filips de Goede tot op de huidige dag zijn er vrijwel ononderbroken reeksen samen
te stellen van de heraldische symbolen van het rijk, de vorst en de staat van
de Nederlanden. Het Nederlandse geval is daarbij vooral interessant omdat aan
de vereniging van het gewapende en het bestuurlijke vorstelijke, alias
souvereine gezag na de Opstand een eind kwam omdat deze, afgezien van de
stadhouderloze tijdperken, waren verdeeld over de Oranjes aan de ene kant en
de Staten Generaal aan de andere kant. Zeldzaam in de Europese geschiedenis
is bovendien de republikeinse staatsvorm waarin de noordelijke Nederlanden
van 1585 tot 1805 waren ondergebracht. Door dit feit alleen al zijn de verschillende
maatschappelijke elementen in de Nederlandse heraldiek duidelijker te
onderscheiden dan bijvoorbeeld in de Franse waar rijk, vorst en staat steeds
functies waren van de koninklijke dynastie. De meeste termen van de
ontwikkelingsreeksen kunnen eigenlijk wel als genoegzaam bekend worden
verondersteld. Het werkelijk samenstellen en uitschrijven van de reeksen op
zich levert, afgezet tegenover wat daarover in de
heraldische literatuur is te vinden, toch nog verrassingen op, reden waarom
zij in een reeks van drie artikelen in extenso worden weergegeven. |
Souvereinen van de
Nederlanden
© Hubert de Vries 2006-05-24
Updated 2009-08-01
[1] ) Op dit spoor zit Luc Duerloo in zijn Privileges uitbeelden. De Zuidnederlandse Wapenkoningen en de Wapenkunde in de eeuw van de Verlichting. Proefschrift verdedigd aan de Katholieke Universiteit van Leuven, 1986.
[2] ) Wim van Anrooij: Numismatiek en Heraldiek: een kleurloze geschiedenis. Van Gelder-lezing, 2 december 2004. Deze vraag is de voornaamste reden waarom ik dit artikel heb geschreven.
[3] ) Zo Bram Kempers in Openbaring en Bedrog de afbeelding als historische bron in de Lage Landen. Amsterdam, 1995.
[4] ) Deze opvatting gaat voorbij aan de meeste definities van heraldische wapens die het werkterrein van de heraldiek vormen. Niettemin vormen de Middeleeuwen die als ontstaansperiode van de heraldiek wordt gezien een belangrijk breekpunt in de ontwikkeling van de militaire symboliek in West-Europa. Op dit breekpunt heeft het woord „later” in deze zin betrekking. De uitbreiding van de symboliek van de krijgsmacht naar de bovengelegen maatschappelijke organisatielagen en naar de ter weerszijden gelegen gezagsbereiken is één van de ingewikkeldste vraagstukken waarvoor de heraldische wetenschap staat.
[5] ) De voorstelling op de steen is verschillend te interpreteren. Het kan zoals in het Louvre: Scène de libation devant un dieu trônant (plengoffer voor een op zijn troon gezeten God) maar andere interpretaties zijn ook mogelijk. De hier aangeboden interpretatie is de volgende: Bovenaan staat het rijkssymbool van Akkad: een zon met acht punten en acht stralenbundels. Daaronder zit de vorst van Akkad en staat de eerste bestuurder van Akkad, de „grootvizier” of „ministerpresident”. De combinatie vorst-grootvizier komt ook op andere Mesopotamische reliëfs voor. De dadelpalm stelt het territorium van Akkad voor. Dit zou Akkad benoemen als „Het Land van de Dadelpalmen”. Het begieten symboliseert de zorg van de „grootvizier” voor het territorium en zijn verantwoordelijkheid voor het irrigatieysteem van Akkad waarop de landbouweconomie dreef.