DISCLAIMER

This site is a mirror of the original site, made in 2022 by Heraldry of the World. The original site is unaltered. This mirror functions as an archive to keep the material available on-line.
All rights remain with the late Hubert de Vries, the original site owner.

Souvereinen van de Nederlanden

Hubert de Vries

 

 

2. De Republiek

3. Het 1e Koninkrijk

4. Het 2e Koninkrijk

Back to Nederland

 

1. DE NEDERLANDEN

 

De Nederlandse gewesten maakten in de Middeleeuwen steeds deel uit van het koninkrijk Duitsland. Een uitzondering hierop vormde Vlaanderen dat tot Frankrijk behoorde. De souvereinen in die gewesten waren dus de koningen van Duitsland en het wapensymbool van de koningen van Duitsland was een zwarte adelaar op een gouden veld. Voor deze Duitse koningen werden de gewesten bestuurd door hertogen en graven die in een leenverhouding stonden met de Duitse koning maar die zelf ook ieder, vanaf het midden van de twaalfde eeuw, een eigen wapensymbool hadden dat hun positie in de rijkshiërarchie weergaf maar dat later, waar het leen voornamelijk naar goeddunken van de locale dynastiën werd doorgegeven, een dynastiek karakter kreeg. Waar hier gesproken wordt over de „souvereinen van de Lage landen” gaat het dus in feite om vorsten die nominaal in de rijkshiërarchie onder het gezag van de keizer en de koning stonden. In de rijkshiërarchie werd bovendien ook nog voorzien in een bestuurslaag tussen de koning en de graven en hertogen in, een positie die in de vroege Middeleeuwen vaak werd bekleed door kerkvorsten die het bewind voerden over een kerkprovincie. Tussen keizer en paus was er bovendien nog lange tijd een meningsverschil over wie in feite de volkomen souvereiniteit bezat, een verschil in opvatting over de rijksorganisatie die in de 13e eeuw bij het verdwijnen van het keizerlijk gezag met de val van Frederik II  voorlopig in het voordeel van de paus werd beslist.

Met betrekking tot de graven en hertogen in de Nederlanden is het in dit verband beter om te spreken van autonome vorsten die een plaats hadden in de ambtelijke rijkshiërarchie. Dit wordt ook weerspiegeld in hun wapenvoering.

 

De souvereinen van de Nederlanden worden (hier) gerekend vanaf Filips de Goede. Aan de reeks Bourgondische en Habsburgse vorsten kwam in het Noorden een eind met de afzwering van Filips II in 1581. Een nieuwe souverein werd gevonden in de persoon van Frans van Anjou. Na zijn dood in 1584 werd er nog enige tijd omgezien naar een nieuwe vorst maar noch de Franse koning noch koningin Elizabeth van Engeland waren geneigd om de souvereiniteit over de opstandige gewesten te aanvaarden. In tegendeel bleef Elizabeth steeds bij haar politiek om de opstandige gewesten, zij het met een grote mate van autonomie, weer onder het Spaanse bewind terug te brengen. In deze situatie werd de Raad van State bij instructie van 1584 bekleed met bevoegdheden die voordien aan de souverein toekwamen. Zo werd de Raad bestemd om de eigenlijke regering van de Verenigde Nederlanden te voeren op het gebied van binnnen- en buitenlandse zaken, defensie, wetgeving en bestuur.  De situatie dat de feitelijke souvereiniteit van de Verenigde Nederlanden bij de Raad van State berustte, heeft niet lang geduurd, vooral ook doordat drie Engelsen van de Raad deel uitmaakten die als potentiele verraders werden beschouwd. Na het vertrek van Robert Dudley, graaf van Leicester die door Elizabeth naar de Nederlanden was gezonden om orde op zaken te stellen, werd een nieuwe instructie opgesteld  die de Raad weer van het belangrijkste deel van haar souvereine rechten ontdeed. [1]) In plaats daarvan werd de souvereiniteit geheel bij de gewesten gelegd waarvan de Staten Generaal de voornaamste woordvoerder was. Een verdeling van de souvereine rechten tussen de gewesten en de Staten Generaal is tot het eind van de Republiek blijven bestaan totdat de Bataafse omwenteling er een eind aan maakte. Niettemin is ook in 1813 nog overwogen om het federale systeem weer in te voeren maar dit bleek onverenigbaar met de politieke ambities van de souvereine vorst, de latere koning Willem I. 

Met het optreden van Lodewijk Napoleon in 1806 kwam de souvereiniteit weer geheel bij de landsvorst te liggen in plaats van bij de verschillende gewesten of het volk. In feite vond daarmee een terugkeer plaats naar het oude systeem waar de vergaderingen een functie waren geweest van de vorst en land en volk in zekere zin konden worden beschouwd als eigendom van de landheer. Daarmee kwam ook een eind aan één van de oudste republieken in Europa, een lot dat eerder bijvoorbeeld Venetië en Genua had getroffen. 

In de geschiedenis van het wapensymbool van de souverein is deze historische ontwikkeling duidelijk terug te vinden

 

HET LANDSHEERLIJK SYMBOOL

 

Het landsheerlijk symbool heeft uitsluitend betrekking op de landsheer als persoon. In het landsheerlijk wapen zijn elementen verwerkt die persoonlijke (staatkundig relevante) kenmerken van de landsheer symboliseren. Het schild en het helmteken symboliseren daarbij de vorst als krijgsman. Andere elementen verwijzen naar de afstamming en het territoriale bezit.

Al in de 13e eeuw werd een aanvang gemaakt met het splitsen van het landsheerlijke wapen in een wapen dat uitsluitend betrekking heeft op het gewapende gezag van de vorst en een wapen dat betrekking heeft op het bestuurlijke gezag. Deze functies werden tot dan toe gesymboliseerd door de voorstellingen van de vorst (zijn imago) als krijgsman en als bestuurder. In het eerste geval werd hij afgebeeld als ruiter in wapenrusting en in het tweede als een op zijn troon gezeten vorst bekleedt met de insignia van zijn waardigheid: kroon, scepter en rijksappel. De twee zijden van het vorstelijk gezag worden bij het in zwang komen van het tweezijdige zegel verbeeld op de beide zijden van het vorstelijk zegel maar manifesteren zich ook in allerlei andere vormen.

In principe werd het verschil in de heraldiek gesymboliseerd door voor het gewapende gezag een helm met helmteken aan het wapen toe te voegen, en voor het bestuurlijke gezag een kroon. Het wapen op zichzelf degradeerde daarmee tot een dynastiek en/of territoriaal symbool, zij het nog steeds met de duidelijke militaire connotatie die het wapen in eerste aanleg oorspronkelijk bezat.

Bij de vorsten die hun bestuurlijke- en gewapende gezag niet wilden splitsen maar combineerden, werd aan het helmteken een kroon toegevoegd of bestond het helmteken zelf uit een kroon. In deze wapencomposities van de landsvorst zijn dus symbolen van het bestuurlijke- en van het gewapende gezag eveneens gecombineerd. Dit zou in sommige landen van Europa tot aan het eind van het ancien regime gebruikelijk blijven. Zo zijn in vele Duitse landsheerlijke- en staatswapens in de 19e eeuw nog helmen met helmtekens te vinden.

In de Bourgondische en Habsburgse gewesten ontwikkelde zich in de 15e en 16e eeuw een uitgesproken verschil tussen het wapen van de landsvorst als bevelhebber en als bestuurder.

Acuut werd het onderscheid tussen de bestuurlijke en de militaire bevoegdheden tijdens het bewind van Maria de Rijke (1477-1482). Naar ook uit heraldische bronnen is af te leiden, werden deze bevoegdheden toen over verschillende personen, dus over Maria de Rijke zelf en haar echtgenoot Maximiliaan van Habsburg, verdeeld.

Onder hun opvolgers kreeg het landsbestuur in de taken van de landsvorst steeds meer gewicht terwijl aan de andere kant aan zijn optreden als bevelhebber in het veld een eind kwam. Zijn militaire taken werden daarbij steeds meer opgedragen aan anderen zoals aan de admiraal generaal en de kapitein generaal die ieder over een eigen raad terzake konden beschikken. In feite hield de landsvorst in vele gevallen ook op een rang in de krijgsmacht te bekleden op dezelfde manier als in Byzantium de keizer geen rang in de krijgsmacht bekleedde en zoals ook thans in de Nederland de koning geen rang in het leger bekleedt.

In de Nederlanden werd deze ontwikkeling aan het eind van de 16e eeuw onder Filips II afgerond. In feite werd onder deze vorst het gebruik van zijn wapen als krijgsman tot zijn directe omgeving beperkt en zijn er dus alleen  wapenborden van hem als souverein van de Orde van het Gulden Vlies waarop het wapen wordt gedekt met helm en helmteken. In het „dagelijks gebruik” echter zien we zijn wapen als bestuurder, gedekt door een koninklijke kroon in zijn kwaliteit als koning van Spanje, gedekt door een hertogskroon in zijn kwaliteit als Heer der Nederlanden.

Na de afzwering van Filips II werd onder zijn directe opvolger Frans van Anjou dezelfde heraldische lijn aangehouden. In principe was in die tijd Willem van Oranje als stadhouder van Holland en Zeeland de voornaamste bevelhebber in de Lage Landen, ook al vanwege de leiding die hij aan de Opstand had gegeven. Op het wapen van Willem van Oranje komen dan ook gewoonlijk helmtekens voor. Logischerwijze was de formele positie van Frans van Anjou dus die van souvereine bestuurder, ondanks het feit dat hij op eigen houtje desastreus verlopen veldtochten in de Zuidelijke Nederlanden heeft ondernomen. Van hem zijn dan ook in dit verband geen wapencomposities bekend waarop een helmteken voorkomt. In tegendeel wordt zijn wapen steeds gedekt door een kroon, eerst een kroon van vijf fleurons (prins van koninklijke bloede) en vervolgens een kroon met hermelijnen rand en purperen bol die nog het best uitgelegd kan worden als een aartshertogelijke kroon.

 

HET WAPEN VAN DE SOUVEREIN

 

DE BOURGONDIËRS

Filips de Goede zelf voerde na het verkrijgen van de Vlaamse erfenis een wapen dat bestond uit een kwartilering van zijn persoonlijke wapen met delingen van Bourgondië en Brabant en Bourgondië en Limburg met hartschild Vlaanderen. Bij dit wapen hoorde als helmteken een driedimensionale gouden lelie op gouden en blauwe helmkleden met een rood-witte wrong dat verwees naar het Huis Valois, een jongere tak van het Franse koningshuis. Na de stichting van de Orde van het Gulden Vlies omringde hij dit wapen met de keten van deze orde. Deze wapencompositie moet beschouwd worden als zijn embleem als krijgsman.

Onder zijn zoon en opvolger Karel de Stoute kwam in deze configuratie geen verandering: van hem is slechts een wapencompositie bekend die identiek is aan die van zijn vader, tijdens het leven van zijn vader nog gebroken met een barensteel.

 

DE HABSBURGERS

Door de Habsburgers werd, te beginnen met Filips de Schone, een nieuw wapen gebruikt dat bestond uit kwartieren met een dynastiek karakter en kwartieren met een territoriaal karakter. In feite beduidt dit wapen: de graaf van Vlaanderen (en Tirol), hertog van Bourgondië uit het Huis Valois  en hertog van Nederlotharingen (Brabant) uit het Oostenrijkse Huis [2]). Dit wapen werd in de Noordelijke Nederlanden tot 1581 en in de Zuidelijke Nederlanden tot aan het eind van het ancien regime door de souvereinen gevoerd.

 

Statendaalder, 1578.

R°: Gekroond borstbeeld van Filips II met kroon en scepter. L.: phs • d : g • hisp • z • rex • dns • tra. en wapen van de stad Utrecht tussen het jaartal 1578.   V°: Wapen van de Nederlanden: ¼ Lotharingen, Valois-Bourgondië, Bourgondië, Brabant, hs. Vlaanderen. K.: Een hertogelijke kroon. O.: Van het Gulden Vlies. L.: pace • et • ivstitia.

 

Door de steeds toenemende onrust in de Lage Landen tijdens de regering van  Filips II werd een herverdeling van de staatkundige bevoegdheden noodzakelijk. Op 8 december 1577 werd de landvoogdij door de Staten Generaal aangeboden aan Matthias van Oostenrijk, maar hierbij werden enkele belangrijke voorwaarden gesteld.  „De nieuwe landvoogd  diende de Pacificatie van Gent te eerbiedigen en zou regeren met een door de Staten-Generaal samengestelde Raad. De Staten-Generaal zouden de wetgevende macht waarnemen, zij controleerden ook het leger en de financiën.” Een Tweede Unie van Brussel  kwam op 10 december 1577 tot stand waarbij Matthias als landvoogd werd geinstalleerd. „Met de installatie van Matthias als landvoogd met naast zich een gereorganiseerde Raad van State voltrok zich een belangrijke bestuurlijke hervorming. De Staten-Generaal controleerden nu het bestuur, het leger en de financiën.”

 

In deze situatie kwam eveneens een nieuwe staatkundige symbolische configuratie tot stand. In de eerste plaats verscheen een nieuw contrazegel waarop het rijkssymbool in de vorm van de bundel pijlen die de (opstandige-)gewesten van de Unie symboliseerde werd aangebracht. Aangezien sommige bestuurlijke bevoegdheden over deze gewesten nu in handen waren van de Staten-Generaal werd voor dit college een zegel ontworpen dat deze bevoegdheid uitdrukte. Dit bestond uit het symbool van de Unie, een pijlbundel, gehouden door de Nederlandse (hertogelijke) leeuw met een zwaard en een kroon die het gewapende en het bestuurlijke gezag symboliseerden. Tot dit zegel werd besloten op 11 september 1578.[3]).

Bij dit alles bleef de souvereiniteit van de landsvorst onverlet in zoverre dat deze nu werd geformuleerd in termen van zijn eigendom van de Nederlandse gewesten. Op de Philipsdaalder die in 1578 in Utrecht werd geslagen staat daarom het wapen van Filips II als souverein van de Nederlanden, een wapen dat al sinds de regering van zij grootvader Filips de Schone in gebruik was.

 

Wapen van Frans van Anjou.

W.: Blauw, drie gouden lelies 2 en 1 (Frankrijk). Kroon met 5 fleurons en keten en medaille van de Orde van St. Michael.  Op het titelblad van „Totius Belgii Descriptio” van Ludovico Guicciardini. Uitg. Plantijn, 1582.

 

FRANS VAN ANJOU

Na de Opstand verscheen met Frans van Anjou ook een nieuw wapen. De positie van de nieuwe vorst in de Nederlanden was echter niet die van een volkomen souverein vorst daar de Staten Generaal zeer beperkende voorwaarden hadden opgelegd. Aanvankelijk was dit daarom het wapen van Frankrijk met de lelies, soms omgeven met een rode zoom (Anjou). Op munten uit 1582 staat echter een wapen waarop ook plaats is ingeruimd voor de wapens van de gewesten. In het eerste en vierde kwartier staat het dynastieke wapen van Frans van Anjou zelf. In het tweede en derde kwartier, dus op de tweede plaats, staan de wapens van de gewesten van de Unie. Op het schild staat een hertogelijke kroon en er omheen ligt de keten van de Orde van St. Michiel. In feite beduidt dit wapen, waarin een persoonlijk symbool is samengevoegd met territoriale symbolen zoals dat dus ook door zijn voorganger werd gedaan: Frans van Anjou, souverein van Brabant, Gelre, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Friesland, Utrecht, Overijssel en Mechelen.

Bij dit wapen behoort het wapen van de Staten Generaal dat te vinden is op een penning uit 1581.

Penning uit 1582 met het wapen van Frans van Anjou als souverein in de Nederlanden.

 Op de keerzijde het rijkssymbool. (Foto KPK, Leiden)

 

 

Naar: 2. De Republiek

 

België

 

 

Terug naar de Startpagina

 

 

© Hubert de Vries 2006.12.19. Updated 2015-03-03

 

 

 



[1]  Fockema Andreae, S.J.: De Nederlandse Staat onder de Republiek. Amsterdam, 1961 (-’85). § 5: De Raad van State.

[2]  Andere interpretaties zijn mogelijk.

[3]  De Vries, Hubert.: Wapens van de Nederlanden, Amsterdam 1995.  pp. 30-33, 195

Flag Counter In cooperation with Heraldry of the World