Souvereinen
van de Nederlanden
Hubert de Vries
4.
HET 2E KONINKRIJK
WILLEM
FREDERIK VAN ORANJE NASSAU, SOUVEREIN VORST |
||
Op de avond van 15 november 1813 staken scheepstimmerlieden, de ‘Bijltjes’, het eerste Franse douanehuisje in brand, waarmee volgens hun leider, de meer Oranje- dan waarheidsgetrouwe zeeofficier Jacob May, te Amsterdan ‘de eerste steen gelegd wierd tot het koninkrijk der Nederlanden’. Daags voor ‘s vorsten plechtige inhuldiging, op 29 maart 1814, verkreeg een door een commissie van vijftien leden opgesteld grondwetsontwerp de goedkeuring van 448 van de 474 naar de Nieuwe Kerk getogen notabelen. Zij vertegenwoordigden de ‘Vereenigde Nederlanden’en waren, naar het welkomstwoord van de eerste nationale Oranjesoeverein, ‘uit alle oorden van het vaderland uit de achtenswaardigste burgers gekozen’. Tussen half november 1813 en eind maart 1814 zijn de Noordelijke Nederlanden verbouwd tot een politieke woning die een sfeer van eenheid en verbondenheid ademde. Wapen van het Algemeen
Bestuur van de Nederlanden, november 1813 - maart 1814. Het wapen gekroond met een
kroon van vijf beugels met op de top een rijksappel met kruisje. Op rijksdaalders geslagen 1815-1816 (Foto KPK, Leiden/Numista) |
||
De Nederlanden konden in deze interimsperiode dus wel als een souverein vorstendom worden beschouwd, maar een vorst was officieel nog niet aangesteld. Als interimswapen van dit vorstendom kan het gekroonde wapen van de voormalige Republiek gelden dat staat op twee en drie jaar na dato geslagen rijksdaalders die voor de handel op de Oostzeelanden waren bestemd. Of dit wapen ook werkelijk door het op 21 november door Gijsbert Karel van Hogendorp gevormde Algemeen Bestuur is gevoerd is vooralsnog niet zeker. Al op 2 december 1813 vaardigde Willem Frederik van Oranje-Nassau in Amsterdam een proclamatie uit waarin hij de souvereinteit over de Nederlanden aanvaardde. Het zou echter dus nog tot eind maart duren voordat hij werkelijk tot souverein zou worden ingehuldigd. |
||
Wapen van de Souvereine
Vorst van 14 januari 1814 op het zegelstempel van de
Marine. (Foto Ned. Muntmuseum) Æ zie ook: Orange |
||
Vooruitlopend op deze inhuldiging vaardigde hij op 14 januari 1814 een besluit uit waarin hij een wapen voor zichzelf vaststelde waarvan het rijkswapen van de Nederlanden een belangrijk deel uitmaakte hoewel het dynastieke element daarin, geheel naar de ambities van Willem Frederik die een „verlate verlichte absolutist” was ook ruim vertegenwoordigd was. Het is gekwartileerd van De Nederlanden en Oranje met hartschild Nassau. Over de omstandigheid dat het schild in overeenstemming met de traditie gedekt werd met een vorstenkroon vermeldt het besluit niets. Het is opmerkelijk dat Willem Frederik bij de opstelling van zijn wapen aansloot bij de tradities van vóór de Republiek waarin het rijk werd beschouwd als tot stand gekomen door het ingrijpen van de vorst die er ook eigendomsrechten op kon doen gelden. Dit was te zien in het wapen van de hertogen van Bourgondië-Brabant die in hun wapen territoriale en dynastieke termen combineerden en vervolgens in de wapens van Frans van Anjou en Lodewijk Napoleon. |
||
WILLEM I |
||
Op 9 juni werd bij slotakte van het Congres van Wenen de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden gesanctioneerd. Souverein Vorst Willlem Frederik van Oranje Nassau zou daarvan als Willem I koning worden. Op 24 augustus 1815 koning Willem I een nieuw wapen aan. Terwijl in de wapens van de Habsburgse en Franse vorsten en ook in dat van Willem Frederik als souverein vorst nog duidelijk de verschillende termen zijn aan te wijzen is met het Koninklijk besluit over het wapen van 1815 een totale identiciteit van rijk en vorst tot stand gekomen. In het besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen „Het Wapen van het Koningrijk”, verderop „Rijkswapen” genoemd, en dat van „Ons en Onze successeuren”. Het feitelijk onderscheid lag in de pronkstukken. Helmteken, schildhouders en devies werden uitdrukkelijk aan de vorst voorbehouden. Het wapen was een (gelukkige) combinatie van dat van de Republiek en het stamwapen van Nassau. Conform de staatsopvattingen van Willem I, overheerste nu echter het Nassause element. Er wordt bepaald dat het wapen het „...Geslachtswapen van Nassau” is, vermeerderd met kroon, zwaard en pijlbundel. Hiermee was de oude Statenleeuw ten grave gedragen. [1] |
||
Zoals te lezen valt is het betreffende K.B. zeer ongelukkig opgesteld en laat het veel onbepaald. In de praktijk werden drie versies van het koninklijk wapen gebruikt terwijl het rijkswapen, d.i. het wapen zonder enig pronkstuk, een soort schaduwbestaan leidde. In de eerste plaats is er het wapen dat volgens de theorie te beschouwen valt als het koninklijk wapen en dat bestaat uit het rijks- en koninklijk wapen gedekt met een koninklijke kroon. Dit wapen stond op het koninklijk vaandel dat werd gebruikt bij de inhuldiging van Willem I op 21 september 1815 in Brussel. In de praktijk werd het daarna slechts door de Raad van State, de Rekenkamer, het Ministerie van Buitenlandse zaken en verschillende andere overheidsinstanties gebruikt. Het stond tot 2003 ook op de Nederlandse munten van 1 en 2½ gulden.[2] Wapencompositie van Willem III met helm, schildhouders en devies. (Uit: De Nederlandsche Leeuw, 1880) |
||
De tweede versie bestaat uit het rijks- en koninklijk wapen met helm en helmteken en gehouden door twee leeuwen. Het helmteken werd in het besluit beschreven als „twee uit eene gouden kroon zich verheffende olifantstrompen van Azur, met gouden blokken bezaaid, tussen welke de ongekroonde gouden Leeuw zit”. Dit was het helmteken van de Walramse linie van de Nassaus en niet dat van de Ottose waartoe Willem I behoorde. [3] Van het koninklijk wapen met het helmteken zoals in het K.B. werd dan ook maar spaarzaam gebruik gemaakt. Desondanks werd het bij de dood van Willem III nog in De Nederlandsche Leeuw afgebeeld. Een derde versie van het wapen is gedekt met een kroon, wordt gehouden door twee gekroonde leeuwen en die op een wit lint staan met het devies JE MAINTIENDRAI. Na een op wens van Willem I aangebrachte verbetering werd het als het „Konings Wapen” in het register van de Hoge Raad van Adel opgenomen. [4] Deze wapencompositie staat op het koninklijk wapenzegel en werd in de 19e eeuw door alle andere rijksdiensten, inclusief de strijdkrachten maar met uitzondering van de boven genoemde, gebruikt. [5] Hierin werden de bepalingen gevolgd die door Lodewijk Napoleon aan het Koninklijk decreet van mei 1807 onder Art. 2 waren toegevoegd. |
||
Wapencompositie van Willem
III met wapenmantel. Uit: Rietstap, J.B.:
Wapenboek van den Nederlandschen Adel.. |
||
Koning Willem II voegde aan de koninklijke wapencompositie een koninklijke mantel toe zonder dat overigens het koninklijk besluit van 1815 werd veranderd. Enerzijds kan dit zijn ingegeven door de behoefte het koninklijk prestige, dat door het verlies van België ernstig had geleden, weer nieuwe glans te geven, anderzijds sloot Willem II zich hierbij aan bij de ontwikkelingen in de rest van Europa. [6] Wapencompositie van het
Koninkrijk der Nederlanden en de Koning der Nederlanden Volgens K.B. van 10 juli 1907 en 23 april 1980. |
||
In 1907 werd de gegroeide praktijk bij K.B. van 10 juli gelegaliseerd. [7] Tegelijkertijd werden enkele veranderingen aangebracht. De kroon waarmee de leeuw op het wapen was gekroond werd er één met drie bladen en twee parels, inplaats van een koninklijke. De nagels werden nu, net als de tong, rood. Het zwaard werd benoemd als een romeins zwaard en het aantal pijlen vastgesteld op zeven. De schildhoudende leeuwen werden gelijk aan die op het wapen maar zonder kroon. Het lint werd blauw met gouden letters, inplaats van dat de kleur in het midden werd gelaten zoals in 1815. De wapencompositie werd geplaatst op een uit een baldakijn vallende wapenmantel. De wapencompositie met de helm met helmteken is sinds de dood van Willem III niet meer gebruikt. Uit de wapencompositie kan de mantel, maar ook mantel, devies en schildhouders worden weggelaten, zodat een middelste, resp. klein wapen onstaat. In het K.B. van 1907 wordt dus geen onderscheid meer gemaakt tussen de verschillende betekenissen van de wapencomposities aangezien zowel door het koninkrijk als door de koning het wapen, voorzien van in aantal oplopende pronkstukken kan worden gebruikt. Dat van het koninkrijks- en koninklijk wapen een kleinste, kleine, middelste en grote versie bestaan die alle dezelfde betekenis hebben, werd blijkens een schrijven van de Hoge Raad van Adel aan de minister van Justitie van 13 november 1907 n° 50, ook door dit college geaccepteerd. [8] Daarmee was ook het verschil tussen het rijk, de vorst en staat in de Nederlandse overheidsheraldiek vervallen. Niettemin is in de praktijk het gebruik van de wapenmantel gewoonlijk voorbehouden aan de koning. Het wapen is sinds 1907 niet meer veranderd. Wel werd ter gelegenheid van de inhuldiging van Koningin Beatrix de tekst bij K.B. van 23.IV.1980 opnieuw geredigeerd maar dit had geen gevolgen voor het wapenontwerp zelf. [9] |
||
|
|
|
Enkele toepassingen van het rijks- en koninklijk wapen. Linksonder een droogzegel
op een notariële acte uit de tweede helft van de 19e eeuw. |
||
Het wapen
van de Staten Generaal Tijdens de Republiek vormde het wapen van de Staten Generaal de kern van het staatswapen. In het 2e Koninkrijk veranderde dat doordat het wapen van de Staten Generaal nu werd gevormd door het Rijks- en Koninklijk wapen dat werd gehouden door twee leeuwen, conform de regelingen van 1807 en 1815 die bepaalden dat het koninklijk wapen door de rijksinstanties zou worden gebruikt met als omschrift de naam van de dienst. De zegelstempels van de Staten Generaal waarop dit ‘vermeerderde’ rijkswapen stond afgebeeld werden in 1971 aan het Penningkabinet overgedragen. [10] Vanaf deze tijd komen nieuwe emblemen van de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal voor. Deze bestaan uit het gekroonde rijkswapen omgeven door een riem met daarop de titel van de instantie. |
||
|
|
|
Deze nieuwe wapens zijn dus eerder geïnspireerd door en overeenkomstig de wet van 1807 dan door de regeling van 1815. Anderzijds lijken zij ook geinspireerd door het kleine koninklijke wapen met wapenspreuk zoals dat vanaf 1907 voorkomt en dat op zijn beurt ook weer eerder op het besluit van Lodewijk Napoleon dan op de regeling van Willem I lijkt te zijn gebaseerd. In dit opzicht hebben de hoge colleges van staat dus een gelijksoortige wapenvoering. |
||
Klein koninklijk wapen met
devies. Door I. Brom, 1913. |
Klein koninklijk wapen met
devies op het hek voor Paleis Noordeinde, Den Haag. [11] |
|
Niet alleen in Nederland bestaat een apart wapen voor de volksvertegenwoordiging. Ook in andere landen met een parlementaire democratie bestaan die, sommige van zeer recente datum. |
||
© Hubert de Vries 2006-12-19;Updated 2009-06-20; Updated 2009-08-15; Updated 2010-08-17
[1] Zie ook Pama, C.: Het Wapen der Nederlanden. 1942, pp. 12-14. die voor de redenen van de wijziging van het wapen verschillende hypothesen geeft. Uit geheime stukken blijkt dat eerst is overwogen de wapens van Brabant en Holland te kwartileren maar dit zou juist de scheiding weer teveel benadrukken. Als de Statenleeuw zou worden gebruikt, welke kleur zou dan het veld moeten hebben? Heraldisch gezien kwamen slechts rood, zwart en blauw in aanmerking. De eerste twee kleuren waren uitgesloten vanwege de gelijkenis met het wapen van de Republiek of van Brabant die dan zou onstaan. Waarom dus niet het blauwe veld, uiteraard met de blokken, gekozen. Men kan zich voorstellen dat de redactie "...Geslachtswapen van Nassau (...) welk wapen wij nu vermeerderen etc." pas op het laatste moment is gekozen. Tegen het verdwijnen van de Statenleeuw heeft vooral Bilderdijk zich in een heftige polemiek verzet.
[2] En eerder op gouden tientjes en vijfjes
[3] Voor het wapen van Nassau en het helmteken: Goeckingk, H. von: Geschichte des Nassauischen Wappens, Görlitz, 1880. Seyler G.A.: Geschichte der Heraldik. Nürnberg 1885-'89 pp. 316-319. Adam-Even, P.A. Armorial du Heraut Gelre, 1370-1395. In: Archives Heraldiques Suisses 1961-1968 (n s 14,16,1409, 1410. Ook: Dik, A.W.E Genealogie van het Vorstenhuis Nassau. Zaltbommel, 1970.
[4] Stuurman, J.G.: De Kroon op de Leeuw in het Nederlandse Wapen. In: Jb. voor Munt en Penningkunde 83 (1996) pp. 141-165 noot 20: In een schrijven van de Hoge Raad van Adel van 2 juli 1816 (ARA den Haag) : In de uitvoering van Zijner Majesteits besluit, van den 24sten Augustus 1815, No. 71, met opzigt tot ’s Rijks wapen, die nauwkeurigheid in het plaatsen der blokken niet in acht is genomen zijnde als behoorde, is den Hoogen Raad van Adel, ingevolge Zijner Majesteits besluit, van den 24 Junij 1816, No 77, gelast het nevenstaand verbeterd model toetezenden, met uitnodiging, om op de reeds bij u gebruikt wordende cachetten enz., die veranderinge te doen werkstellig maken, bestaande:
1°. In het doen verlengen der blokken, zoo dat dezelve langer dan breed zijn.
2°. Met hier of daar aan den kant des schilds er afgesneden te doen zien, doende het getal der blokken niets ter zake, mits dezelve over het schild als bezaaid onregelmatig liggen.
3°. Met het teeken, hetwelk het geslacht des Leeuws aanduidt, zigtbaarder te doen stellen.
4°. dat dezelve in natuurlijke kleur op het model afgeteekend zijn.
Alhetwelk den Raad, na ingenomen advies van een graveur, op alle in het koper gesneden zegelen en cachetten, onderricht is, gemakkelijk en met weinig kosten te kunnen geschieden...
[5] Voor de koninklijke zegels: Prins, E.C.M.: Bijdrage tot de kennis van het Koninklijk Zegel der Nederlanden, alias het Rijks- of Staatszegel, 1819-1948. In: De Nederlandsche Leeuw. 1948, kol. 213. Het helmteken met de leeuw en de trompen komt naar mij bekend alleen voor op de ruiterzegels van Willem I en Willem III. De hele wapencompositie zoals bedoeld in het K.B. van 1815 is aangebracht op de gevel van de koninklijke wachtkamer van het Centraal Station in Amsterdam. Voor het gebruik van het wapen door ambtelijke instanties zie Schutte O. op.cit. 1971. Op het rijksvaandel van 1815 staat op een wit doek alleen het koninklijk wapen. Het rijksvaandel van 1840 is wit met daarop het eerder beschreven „Konings Wapen”.
[6])Hooykaas, G.J.: Pronk wiste Belgische smet uit. In: NRC-Handelsblad 28.XI.1990. De wapenmantel, al voorkomend in de 17e eeuw, werd onder Napoleon een vast onderdeel van de wapencomposities van de Franse hoogwaardigheidsbekleders. Na 1814 werd de wapenmantel met enthousiame overgenomen door de meeste vorsten in Europa.
[7] Aan het eind van de 19e eeuw werd het verschil tussen het wettelijk vastgelegde wapen en het daadwerkelijk gebruikte wapen in de pers gesignaleerd door J.A. de Bergh in "Het wapen des Konings en des Rijks thans gevoerd is in strijd met de wet". Den Haag, 1880. Dezelfde: Het wapen des Konings. In: Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, 24.III.1880. Dezelfde: Alweer het Koninklijke en Rijkswapen. In Dagblad etc. 11.IV.1880. De tekst van het K.B. in de appendix.
[8] Karper, L.G.: De geschiedenis van het Rijkswapen en het Koninklijk grootzegel. In: De Nederlandsche Leeuw, 1980 kol. 114-125. Dus vier maanden na de publicatie van het K.B. ter nadere vaststelling van het wapen.
[9] Tijdens de Duitse bezetting 1940-'45 kwam in de wapenvoering geen verandering. De status van het Koninkrijk was in die jaren, in afwachting van een eventuele Duitse overwinning onbepaald. (Telefonische mededeling van het RIOD, Amsterdam). Bij wet van 28 october 1954, Staatsblad 1954 No. 503, werd een koninklijk- en staatswapen van het Koninkrijk, bestaande uit Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen voorzien. In dit opzicht is de wet echter niet uitgevoerd. (Prins, 1964, p. 118). De tekst van het K.B. van 23.IV.1980 in de appendix.
[10]
Schutte, O.: Catalogus der zegelstempels,
berustende in het Koninklijk Penningkabinet en enige andere verzamelingen. In:
De Nederlandsche Leeuw. 1971, kol
329-370. Nrs. 284 - 287.
[11] Foto H.d.V. 2010